dinsdag 28 september 2010

Nood aan maatschappelijke kostenbatenanalyses

We hebben nood aan een decreet dat voor grote projecten maatschappelijke kostenbatenanalyses verplicht. Mijn artikel http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=T42VV4P5

 ging over het algemene principe dat overheidsgeld alleen gestopt mag worden in projecten waarvan de maatschappelijke baten (inclusief de baten van vlotter verkeer) de maatschappelijke kosten (inclusief milieukosten) overtreffen. Voor de Antwerpse casus toonde onderzoek van de KUL dat de scenario's zonder de Oosterweelverbinding en met een optimaal gebruik van de bestaande capaciteit veel beter presteren dan de scenario's met een Oosterweelverbinding (in een brug of een tunnelversie). Zowel een variant zonder als met tol in de Kennedytunnel kon instaan voor optimaler gebruik van de bestaande capaciteit. Nogmaals: in MAATSCHAPPELIJKE kostenbatenanalyses worden externe effecten op het milieu steeds meegerekend.www.econ.kuleuven.be/ces/les/LES%20128.pdf


We moeten toch niet altijd wachten op het Rekenhof dat x jaren later tot de conclusie komt dat er geld verpild is?

maandag 27 september 2010

De nota van Vandenbroucke en Lieven Meert: een verademing

Voor iedereen die moe wordt van de leegheid van vele analyses over de staatshervorming, is de nota van Vandenbroucke en Lieven Meert een verademing. Het benadrukt het verschil tussen fiscale autonomie en financiële verantwoordelijkheid. Het is bv perfect mogelijk meer verantwoordelijkheid in een systeem te brengen dat... grotendeels via dotaties werkt. De nota geeft geen econometrische resultaten enkel simulaties via structuurvergelijkingen van het huidige en alternatieve systemen. Overigens is de negatieve term in het huidige stelsel in absolute termen gedefinieerd zodat zowel solidariteit als risico op perverse effecten automatisch zouden dalen zelfs als we niets veranderen wat ik voor alle duidelijkheid niet aanbeveel. Het huidige systeem is door de politieke verantwoordelijkheden van destijds geprezen omdat het zo intransparant is dat niemand het waagt er iets aan te veranderen. Dit beantwoordt niet aan mijn visie over een volwassen federaal systeem. Tot nader orde is er dus geen wetenschappelijk bewijs hoeveel verschil alternatieve systemen zullen maken op het gedrag: maken vandaag regio's bewust hun inwoners armers om meer dotaties te krijgen? De nota wijdt ook aandacht aan een punt dat ik reeds meerdere keren heb aangegeven dat we toch geen herhaling willen van twintig jaar geleden waar we een model door de strot geduwd krijgen dat geen enkele calibratie maakt voor de verschillen tussen financiële capaciteit en de noden gezien de competenties (of gaan we pensioenen regionaliseren?). De nota geeft aan wat economen altijd geweten moeten hebben: de verschillen tussen modellen Kirsh, Namur, KUL betreffen fundamenteel de parameters en niet symbolische zaken waar nu iedereen zich op zit blind te staren. Een interessante voetnoot geeft een inzicht in ordes van grootte: een additionele marge aan belastingsuitgaven van 2,5 miljard voor de regio's verruimt de marge tot 8% tegenover 6,75 vandaag. Maar blijkbaar staat niemand stil bij de realiteit dat we vandaag de beschikbare ruimte niet benutten. Iemand? http://www.standaard.be/extra/pdf/Overautonomieenresponsabiliteit230910.pdf

Experimenteren we met kinderen?

Had deze week een debat over de hervorming van het secundair onderwijs. Er bestaat enorm veel onenigheid over de potentiële nivellering ten gevolge van de introductie van het comprehensieve onderwijs. We moeten de realiteit onder ogen durven zien en niet schermen met een zogenaamde consensus onder wetenschapper als die feitelijk niet bestaat.

http://www.een.be/programmas/volt/voltvraag-van-de-week

De rol van de industrie in het aanvuren van de economie.

Harvardeconoom Dani Rodrik heeft een paper waarin hij melding maakt van zijn statistisch onderzoek over de rol van de industrie in het aanvuren van de economie. http://www.hks.harvard.edu/fs/drodrik/Research%20papers/Making%20room%20for%20China.pdf Een standaarddeviatie groter aandeel van de industrie levert 1,6% meer ...economische groei op. Statistisch is er dus niets zo potent als de industrie. De vraag die dan overblijft is hoe de industrie voldoende kansen geven. In bijlage randvoorwaarden aan wat dit alles, zeker in een mature economie als de onze, moet voldoen.

http://www.facebook.com/l.php?u=http%3A%2F%2Fwww.itinerainstitute.org%2Fnl%2Fbibliotheek%2F_paper%2Findustrieel-beleid%2F&h=47b08

zondag 19 september 2010

De strijd tussen de twee Cambridges: reswitching

De Cambridge kapitaal controverse gaat over de aard en rol van kapitaalgoederen en de kritiek op de neoklassieke visie van productie. De naam verwijst naar het feit dat de voornaamste protagonisten Joan Robinson en Piero Sraffa van Cambridge/UK en Paul Samuelson en Robert Solow van MIT/Cambridge US betroffen. 
Voor een stuk kan dit debat beschouwd worden als onderdeel van het aggregatieprobleem van de neoklassieke economie dat cumuleert in de huidige modellen waarbij de hele economie beschouwd wordt als een veelvoud van identieke "representatieve agenten". Ongelooflijk maar waar: dit zijn de basismodellen van onze centrale banken waarbij liquiditeitsbeperkingen steeds nageleefd worden (dus weg de mogelijkheid van een schuldencrisis). Het is één van de vele voorbeelden waarbij bepaalde modellen lijden onder de zogenaamde fallacy of composition waarbij microeconomische concepten als basis dienen voor analyses van de economie as geheel. 

Het is fundamenteel om in te zien dat dit debat niet tot een conclusieve eensgezindheid heeft geleid. Tot op vandaag staan de twee groepen economen (neo-ricardianen en neo-klassieke) tegenover elkaar: moet het gezegd, economie is geen exacte wetenschap, hoe hard sommige ook de illusie van het tegendeel koesteren. 

De neo-ricardiaanse stroom van Joan Robinson verzette zich fel tegen de onkritische veronderstelling dat de vergoeding van productiefactoren ook in de realiteit beantwoordt aan het paradigma van de marginale productiviteitstheorie. Alhoewel dit in feite een discussie betreft die empirisch beslecht zou kunnen worden, worden in de realiteit vaak posities in dit debat ingenomen op basis van impliciete waardeoordelen. Begrijp me niet verkeerd: waardeoordelen hebben hun plaats, maar in een wetenschappelijke benadering zou er zo spaarzaam en in elk geval transparant mogelijk mee moeten omgesprongen worden. 

Persoonlijk heb ik steeds moeilijk met het kritiekloos overnemen van concepten door mensen die zelfs niet meer beseffen hoe controversieel de onderliggende concepten wel zijn. Het schoolvoorbeeld hiervan is het nuttig maar oh zo onkritisch gebruikte concept van de productiefunctie zoals in de formulering Q = A ƒ(KL). Elke econoom zou in zijn leven eens geconfronteerd moeten worden met het artikel van Anwar Shaikh in de Restat van 1978: 
Alsof het probleemloos is om de hele economie weer te geven als een fabriek. Hoeveel papers gaan dan niet nog een stap verder met veronderstellingen dat die productiefunctie dan homogeen van de eerste graad is of homothetisch.... waarbij er volledig aan voorbij wordt gegaan of dit uberhaupt TESTbaar is (Popper, anybody?).  http://nl.wikipedia.org/wiki/Falsifieerbaarheid

RESWITCHING concreet

In algemene termen kan de Cambridge controverse dus bekeken worden als het fundamenteel in vraagstellen van de fundamenten van heel de neoklassieke economie. Concreet ging het echter over een heel specifieke vraag die vooral de theorieën van sommige aanhangers van de Oostenrijkse school betrof (Bohm-Bawerk...).

In de mainstream productieanalyse leidt winstmaximalisering tot de keuze van een enkele productietechniek gegeven de rentevoet en loonvoet. Piero Sraffa was de eerste die aantoonde dat er geen een-op-eenrelatie (bijectie) hoeft te bestaan tussen productietechniek en rentevoet. Het is dus perfect mogelijk dat bij een lage en een hoge rentevoet productiemethode A optimaal is, maar bij een intermediaire rentevoet productietechniek B. Dit kan zowel op micro als op macrovlak plaatsvinden. Het fascinerende aan het debat is dat een econoom van het kaliber van Paul Samuelson eerst radicaal ontkende dat dit in de praktijk mogelijk was. Voor velen is dit oogopend dat een groot econoom zo verblind kan zijn door zijn wiskundetechniek dat hij de voeling verliest met de realiteit. Pas in 1966 gaf Samuelson ruiterlijk toe dat hij zich vergist had en dat iedereen die zich beroepte op Samuelson's eerste benaderingen zich dus ook vergist. 

Dit bleek vooral voor Oostenrijkse economen een grote tegenvaller omdat zij centraal in hun kapitaaltheorie stellen dat bij rentedalingen eenduidig meer gemechaniseerd "roundabout" technologie gestimuleerd wordt. 

Böhm-Bawerk:
Techniek A impliceert een grote arbeidspunt terwijl techniek B geconcentreerd is in de latere fases van het productieproces. Arbeid staat in dit voorbeeld dus vooral centraal in de vroege fases van het productieproces (denk aan een arbeider die een machine samenstelt die op zijn beurt machines kan produceren). Bij een hoge rente en lage loonvoet zal vooral techniek A rendabel worden. Als de lonen beginnen toe te nemen zal techniek B aan belang winnen. Ongeacht hoe hoog de lonen worden: techniek B wordt niet meer verdrongen door A.

Sraffa
R1) Stel nu echter dat we in B een productieperiode hebben die langer met een kleine arbeidinput werkt, maar op het einde het proces opnieuw meer arbeid vereist (cf. afwerking met de hand). Over het gehele productieproces bekeken vereist proces  B meer arbeid maar afzonderlijk bekeken wordt in het begin van proces B en op het einde van proces B minder arbeid gebruikt dan in methode A. 

Nu wordt de invloed van de rente duidelijk: bij hoge rentevoeten maakt de samengestelde rente de kost van arbeid in het begin van productieproces B zo groot dat het hoger is dan de loonkost in techniek A. Dus bij hoge rente en laag loon wordt techniek A verkozen.
R2) Als de rente daalt zal er een punt zijn waar de totale kost van techniek B onder die van A zakt (minder gewicht van de samengestelde rente). Het meeste van de arbeid gebeurt op het einde bij B waarbij dit niet sterk opgerent meer wordt. Dus bij lagere rente en hoger loon wordt techniek B gekozen.
R3) Als de rente echter blijft zakken en het loon toenemen, begint vooral het looneffect te spelen waardoor B geplaagd wordt door het feit dat het integraal (zowel aan het begin als aan het einde) veel arbeid gebruikt, meer dan in techniek A. Er wordt dus opnieuw A verkozen voor B.
De reden waarom de Oostenrijkse kapitaaltheorie zo zwaar onder vuur komt is omdat daarin net zoveel nadruk wordt gelegd op de tijdsdimensie van het productieproces (waardoor de wet van de samengestelde interest begint te interageren in het puur economische gegeven). 

Voor wie het in één zin wil begrijpen: het is niet meer eenduidig ofi productieproces B kapitaalsintensief is of arbeidsintensief?  De neoklassieke theorie is blind voor deze vraag. Bij de daling van de rente werd overgeschakeld naar techniek B wat volgens de neoklassieke theorie PER DEFINITIE dan beschouwd moet worden als de kapitaalsintensieve methode. Maar als de rente nog verder zakt, wordt opnieuw A verkozen waardoor techniek B arbeidsintensief zou horen te zijn. Er zit dus in de neoklassieke theorie de mogelijkheid van een fundamentele logische contradictie ingebakken.


John Bates Clark

We hebben hierboven de kritiek van Sraffa gevolgd maar de neoklassieke economen beginnende met Clark lieten niet toe kapitaal over een tijdsdimensie te beschikken met een initiële productiefase (waar in het voorbeeld van Sraffa vooral arbeid gebruikt werd) en een latere productiefase.

Nu zelfs als we het spel spelen volgens de regels van de neoklassieke economen komt de contradictie naar boven. Stel dat we een consumptiegoed hebben met prijs pc en la en ca de hoeveelheden arbeid en kapitaal betreffen voor de productie van het consumptiegoed. Er is ook een kapitaalgoed waarbij lc en cc de hoeveelheden arbeid en kapitaal als input voorstellen.

Dan hebben we:
pc= la*w/ca*pk*(r+d)
en
pk=lc*w+cc*pk*(r+d)
waarbij pk de prijs van het kapitaalgoed i, r de rentevoet is en w de loonvoet en d de hoeveelheid kapitaal gebruikt in het productieproces.

Hieruit kan afgeleid worden dat w=
(1-cc*(r+d))/(la+(lc*ca-la*cc)*(r+d)

Als we dit weergeven in het veld (r,w) dan zijn er drie mogelijkheden weergegeven in grafiek hieronder:
 De vorm van de curve hangt af van de verhouding van fysiek kapitaal en arbeid in de twee industrieën. De verhouding van fysiek kapitaal tegenover arbeid in de kapitaalgoederenindustrie is cc/lc en in de consumptiegoederenindustrie ca/la. Wanneer deze ratio's gelijk zijn, heb je een rechte lijn, in de andere gevallen een convexe of concave lijn. 

Het is nu eenvoudig in te zien dat indien je twee productietechnieken hebt zoals in grafiek (a), met andere woorden waar de verhoudingen tussen arbeid en kapitaal in de twee goederen gelijk zijn, dat je geen reswitching hebt. Twee rechten snijden elkaar maar één keer zoals in het verhaal van Böhm-Bawerk kan je dan per definitie één productieproces hebben dat consistent als kapitaalintensief wordt beschouwd. Als je echter combinaties krijgt van processen (b) en c) dan krijg je snel twee snijpunten of zoals bij Sraffa reswitching. 

Sinds de jaren 1960 erkennen neoklassieke economen (cf. Samuelson: If all this causes headaches for those nostalgic for the old time parables of neo-classical writing, we must remind ourselves that scholars are not born to live an easy life. We must respect, and appraise the facts of life") dat de hele marginale productiviteitstheorie een heel speciaal geval dat dus geen algemene geldigheid toegedicht kan worden. 

Zoals nadien gezegd is sinds de jaren 1960 een onvoorwaardelijk aanhanger zijn van de neoklassieke theorie geen zaak van wetenschap meer, maar van geloof. Samuelson ismisschien één van de weinige economen ooit die ruiterlijk kon toegeven dat hij zich vergist had. Misschien dat hij nu éénmaal één van de weinige is die zich dat kon permitteren omdat zijn reputatie toch niet meer aangetast kan worden. Doordat economen echter zo weinig van de geschiedenis van hun eigen discpline kennen, levenvelen van hen nog steeds dat de neoklassieke theorie aansprak kan maken op volledige interne consistentie. Samuelson is erg duidelijk: de economische theorie kan best opgevat worden als parabels die interessante stellingen bevatten. Niet minder maar ook niet meer. Het zou erg verfrissend zijn als economen expliciet zouden vermelden dat de resultaten van hun analyse bekomen zijn door het opzetten van de neoklassieke bril om vervolgens zich af te vragen wat de conclusie zou zijn indien ze een andere bril hadden opgezet.

Samuelson, P.A (1962), Parable and Realism in Capital Theory: The Surrogate Production Function, The Review of Economic Studies Vol. 29, No. 3 (Jun., 1962), pp. 193-206

Levhari, D. and Samuelson, P.A (1966) “The Nonswitching Theorem is False”, The Quarterly Journal of Economics, 80 (4), pp. 518-19.


(E.K. Hunt: History of Economic Thought, a critical perspective)

woensdag 8 september 2010

Klassieke politieke economie over groei

Af en toe is het goed om opnieuw naar de basis te gaan. En het fundament voor elke econoom is de klassieke politieke economie.

Een eerste gegeven dat de economische discipline duidelijk onderscheidt van andere wetenschappen, is oudere theorieën relevant blijven. Het is niet zo dat de moderne theorieën per se "beter" zijn dan die van de 19de eeuw. Zelfs in exacte wetenschappen is dit niet zo eenduidig als men vaak doet uitschijnen.

De drie klassieke economen die men niet over het hoofd kan zien, zijn Adam Smith, David Ricardo, Thomas Malthis en Karl Marx. Allen braken zich het hoofd over economische ontwikkeling en wat de limieten zijn voor economische groei. Voor Ricardo was dit eenduidig: de limieten lagen verscholen in de natuur; voor Marx waren ze endogeen aan het proces van kapitaalaccumulatie zelf en Malthus zag vooral het gevaar van een tekort aan effectieve vraag wat uiteraard de reden was waarom Keynes zo opkeek naar Malthus.



In bijgaande grafiek wordt output weergegeven op de ordinaat en de hoeveelheid arbeid of kapitaal op de abscis. OQ geeft de outputcurve weer die typisch de vorm heeft die samengaat met afnemende meeropbrengsten m.a.w. meer input leidt tot meer output maar aan een afnemend ritme. OW geeft de looncurve weer waarbij een constant loon wordt verondersteld per eenheid arbeid. Vertrekpunt is q op de curve OQ. OR wordt parallel getekend aan de raaklijn in punt q. De lijn QL snijdt OR bij punt r en OW bij punt w. De marginale output wordt gegeven door de hoek die de raaklijn bij punt q maakt met de abscis OX (tan ROX) terwijl de gemiddelde ouput gegeven wordt door tan qOX.
De grondrente wordt uiteraard weergegeven door qr en wL is de loonsom, rw is de winst.

Punt q* is een interessant geval: hierbij is de raaklijn parallel aan OW m.a.w. marginale output is hier gelijk aan de loonvoet zodat er geen winst overblijft. De totale winst is enerzijds afhankelijke van het verschil in rente en loonvoet en anderzijds van de omvang van de ingezette input. OP geeft dan ook de winstcurve weer. Hoe vindt economische groei nu plaats in dit schema?

Neem punt k zodat kL de hoeveelheid is die de producent accumuleert uit zijn winst. kn is parallel aan OW en snijdt OX via n. Als OL de starthoeveelheid arbeid is, dan is nL de bijkomende tewerkstelling na één periode. Neem LL'=nL. Teken L'q' als een loodlijn die OX verbindt met OQ via q'. Teken qm zodat qm=LL'. Tewerkstelling groeit dan a rato van LL'/OL en q'm/qL is de groeivoet van output.

Het is nu eenvoudig om te zien dat voorbij het tewerkstellingsniveau  waar de winst maximaal is, de groeivoet van de economie afneemt en dit o.w.v. twee redenen. Ten eerste zal de loonsom dalen omdat kapitalisten aan een lagere winst minder consumeren. Ten tweede om de arbeidsproductiviteit afneemt aangezien we kampen met de wet van de dalende marginale productiviteit. Wanneer bereikt de economie haar stationair punt? Op het moment dat de totale winst net gelijk is aan de minimale consumptievereiste van de kapitalist (als het ware het subsistentieniveau van de kapitalist).

Wat Ricardo onderscheidt van Adam Smith (maar ook van Karl Marx) is dat hij geen rol toelaat voor innovaties die maken dat de wet van de dalende marginale productiviteit wordt overwonnen. Bij Ricardo zal de economie stationair blijven zogauw het niveau L* bereikt is omdat verdere groei verlies zou creëren.

Karl Marx laat daarbij, net zoals Schumpeter, volop een rol voor innovaties. In zijn oogpunt zijn die vooral uit op het besparen van arbeid en worden ze gevoed door een neiging van de lonen om te stijgen.
In bijgaande grafiek wordt  ditmaal kapitaal gemeten aan de abscis terwijl de ordinaat output weergeeft.

De outputcurve toont dat er dalende meeropbrengsten spelen tegenover een verdere inzet van kapitaal. OW is de loonsom die constant blijft aangezien hier de hoeveelheid arbeidinzet dezelfde blijft. WT geeft de raaklijn aan de outputcurve voor de relevante loonsom. Wanneer kapitaalshoeveelheid Ok wordt ingezet, geeft TK de totale ouput, TR de totale winst en TR/WR is de winstvoet. Nu is het bijna op het oog te zien dat in deze configuratie kapitaalaccumulatie automatisch leidtt tot een dalende winstvoet. Bijvoorbeeld bij kapitaal K' is het duidelijk dat de hoek T'WR' kleiner is dan de hoek TWR.

Op te merken valt dat dit ook opgaat bij variërende input arbeid. Marx ging uiteraard uitgebreid in op de pogingen van de kapitalist om aan deze "neiging tot dalende winstvoet" te ontkomen. Eerst gebeurt er vooral een uitbreiding van het productiepotentieel zodat de totale winst op peil kan blijven ondanks een dalende winstvoet. Dan gebeurt er de klassieke concentratie van kapitaal, denk maar aan fusies en acquisities. Ten slotte wordt de druk opgevoerd om nieuwe innovaties te creëren die een tijdelijke voordeel opleveren voor de innovator tot ze ook door concurrenten wordt overgenomen. Dit stimuleert de economische activiteit en versnelt de accumulatie. Het groeipad dat Marx voor ogen heeft is dan ook geplaveid met booms en busts waarvan de amplitude steeds verder toeneemt, des te meer machines hun intrede vinden in het productieproces.

(A. K. Dasgupta, Epochs of Economic Theory)

maandag 6 september 2010

Bernanke Co-Var

Bernanke gaat eindelijk over Co-Var lezen:
http://www.tijd.be/nieuws/archief/Greg_Mankiw_en_Ben_Bernanke_geven_boekenlijstjes_prijs-.8957823-1615.art?


Hopelijk is Bernanke al wat langer op de hoogte van covar als remedie voor spillovers als een provinciaal econoom als ik het er al over had in september 2008 bij de onder......gang van Fortis.
http://www.tijd.be/nieuws/archief/Blussen_Fortis_geslaagd-__nu_nog_branddeuren_plaatsen.8083394-1615.art?highlight=co-var

(Bovendien houden de banken bij de maturiteitsstructuur van hun balans als gevolg van deze risicomaatstaven onvoldoende rekening met de balansstructuur van andere banken. Dat zorgt ervoor dat als de solvabiliteit van een bank verslechtert en ze daardoor genoopt wordt activa af te stoten tegen dumpingprijzen, dat ook de solvabiliteit van andere banken in gevaar kan brengen. Het wordt dus tijd dat men in het bankwezen risicomaatstaven zoals Co-VaR introduceert. Die houden wèl rekening met dergelijke spillovers.) Ik vrees dat echter dat ook Covar een airbag zal worden die altijd werkt, tenzij je een ongeval hebt.

Misschien dat volgende grafiek een en ander duidelijk maakt:


zaterdag 4 september 2010

KK


Here in this land no one is deemed absurd but who speak the truth. (KK)


Kraus

I and my public understand each other very well: it does not hear what I say and I don't say what it wants to hear (Karl Kraus)

btw

Een rapport van het Frans rekenhof trekt de efficiëntie van een BTW-verlaging in de HORECA ten sterkste in twijfel (p 222-223). Het spreekt over een "un levier coûteux de politique de l’emploi".http://www.ccomptes.fr/fr/CPO/documents/divers/Rapport-prelevements-obligatoires-entreprises.pdf

VG

‎'Vergrijzingsschok veel groter dan financiële crisis'
http://www.standaard.be/Artikel/Detail.aspx?artikelId=EL2FA186

leervoorsprong

1 september: het juiste moment om de Itinera-aanbevelingen voor kinderen met een leervoorsprong in de aandacht te brengen. Heb het gevoel dat de boodschap elk jaar door meer mensen wordt gedeeld:
http://www.itinerainstitute.org/nl/bibliotheek/itinera-...publicaties-presentaties/_paper/gifted-children-unused-potential/

Turner

Een aardverschuiving: Adair Turner, FSA, ex-McKinsey, ex-Merril Lynch, pleit voor een Tobin-heffing omdat de financiële sector buiten zijn sociaal-wenselijke omvang is gegroeid. Gewenst: een kleinere financiële sector.
http://www.ft.com/cms/s/0/08943b5a-926a-11de-b63b-00144feabdc0.html

wantrouwen

Two kinds of people I distrust: architects who profess to build cheaply and economists who profess to give simple answers. (J.A. Schumpeter, 1943)

dubbel

Videocolumn over het zogenaamde dubbeldividend om de energieprijzen te stabiliseren en arbeidskosten te verlagen: goed voor het milieu en de werkgelegenheid.
http://www.youtube.com/watch?v=XNc2HkTmSI4

CO2

Michel Rocard, oud premier in Frankrijk heeft zijn rapport over de invoering van een CO2 taks uitgebracht. Een intelligente toepassing zou een compensatie zijn door met de opbrengst de lasten op arbeid te verlagen: "taxing bads, not goods"
http://www.developpement-durable.gouv.fr/IMG/pdf/Rapport_Rocard_cle59dbc3.pdf

fiscale autonomie

Meer fiscale autonomie voor de deelstaten kan hen aanzetten tot meer verantwoord omspringen met het geld van de belastingbetaler. Toch zijn in elke federale staat bijkomende mechanismen nodig om te responsabiliseren.
http://www.youtube.com/watch?v=6mZz2nAPR-

INFLATIE

We hebben een mechanisme nodig om ervoor te zorgen dat de overheid niet aan de verleiding bezwijkt om inflatie te creëren.
http://www.itinerainstitute.org/upl/1/default/doc/Nota%2052.pdf

REGELS

Videoboodschap over hoe we de economie kunnen ondersteunen zonder dat het geld moet kosten. Ook in Vlaanderen hebben we nog veel weg af te leggen wat betreft administratieve vereenvoudiging.


BEBCHUK

Financiële autoriteit Lucian Bebchuk argumenteert dat omwille van financiële stabiliteit (belang van de spaarder en belastingbetaler) variabele loonincentives niet overgelaten kunnen worden aan de bancaire sector zelf.


SNB

Alvast een centrale bankier die zich durft uitspreken: The SNB considers that leverage of over 20 in the banking sector is not prudent and thus is undesirable in good times.


Frank Knight

Volgens de econoom Frank Knight produceert kapitalisme niet wat de mens wenst, maar creëert het eerder de behoeften voor wat het produceert: "the freest individual. ..is in large measure a product of the economic environment that has formed his desires

Party walls

The obligation of building party walls, in order to prevent the communication of fire, is a violation of natural liberty, exactly of the same kind with the regulations of the banking trade which are here proposed.” (Adam Smith: Wealth of Nations, Book I

HRF

De Hoge Raad voor Financiën schudde ons nog eens allemaal wakker. Samen met mijn collega Jean Hindriks maakte we een eerste voorstel over hoe de onstporing van de begroting te stoppen.

http://www.youtube.com/watch?v=Fk2hr00XRIw