Omgaan met
risico
De
coronacrisis heeft ons enorm veel getoond over hoe mensen omgaan met risico.
Dat laatste is één van de meest complexe zaken in de moderne maatschappij. We
kunnen proberen de objectieve hoeveelheid risico in de maatschappij en de
houding van mensen tegenover risico te onderscheiden. Dit roept echter al meer
vragen op dan beantwoord kunnen worden in een lijvig boek. Hoe zouden we risico
meten? En zijn risico’s steeds vergelijkbaar? Wat met catastrofale risico’s?
Hoe operationaliseren we risico-afkerigheid?...
In
discussies over de evaluatie van het gevoerde coronabeleid komt het probleem
van silo’s tussen disciplines duidelijk naar boven. Er is een uitgebreide
literatuur over hoe omgaan met risico’s maar daarmee blijken velen niet
vertrouwd. De coronacrisis heeft getoond hoe vaak echte interdisciplinariteit nog
te vaak een slogan is in plaats van een realiteit. Ook dat hoort nu aan bod te
komen in een periode dat we tijd kunnen nemen voor reflectie over de evaluatie
van het coronabeheer. Aan begin van de corona-epidemie was er te weinig tijd en
te weinig kennis om alle relevante perspectieven mee te wegen in het beleid. Economen
maken een onderscheid tussen risico en onzekerheid. Het tweede impliceert dat
men zelfs niet meer kan inschatten welke risico's er in het spel zijn. Later is
daar echter al minder begrip voor op te brengen. En naar de toekomst hebben we
verdorie de plicht te tonen dat we leren uit onze ervaringen. Het wordt te
weinig gezegd dat we echt bij momenten moeten spreken over hysterie. Iedereen
kan zijn eigen inschatting maken over hoe groot is dat we in de nabije toekomst
opnieuw in dergelijke fuik terechtkomen waar het rationeel afwegen van risico’s
onder druk komt.
Meten van
risico
Modellen
horen vaak bij de wetenschap omdat ze toelaten om heel complexe processen te
vereenvoudigen en zo complexiteit beheersbaar te maken. In een boekje van 2016
pleit de econoom Dani Rodrik dat soms een heel eenvoudige modellen de voorkeur
genieten terwijl in een andere context de toevlucht wel moet genomen worden tot
erg gesofisticeerde complexe modellen. Het punt dat ik net als Rodrik hierbij
wil benadrukken is dat het menselijk oordeel vergt om in te schatten wat op
welk moment het meest gepast is. Het is vandaag ongeduldig wachten op het
moment dat deze discussie ook zichtbaarder wordt over onder andere de
biostatistische coronamodellen. Niet zelden zagen we dat de resultaten van
dergelijke modellen bijna vastgelegd werden door een bepaalde assumptie over de
effectiviteit van een “beperkende coronamaatregel”. Als men over die
effectiviteit in feite heel weinig empirische robuuste evidentie heeft, dan
rijst de vraag in welke mate we niet met circulaire redeneringen zitten waarbij
het resultaat uiteindelijke verondersteld wordt in plaats van “berekend”.
Reflectie
en kritiek
Recent
voerde ik een debat over de coronacrisis met professor Erika Vlieghe die
opmerkte dat ze persoonlijk intimiderende en haatvolle berichten ontving.
Uiteraard past alleen maar totale verwerping van haat en intimidatie. In
Nederland waren er economen die probeerden een rationeel debat te voeren over
hoe we omgingen met gezondheidseconomische evaluatie in coronacontext rond de maatschappelijke kost per kwaliteitsvol levensjaar. De berekening van het aantal
verloren gezonde levensjaren op een heel leven bij kinderen die leerachterstand
opliepen in de coronacrisis deed met name veel stof opwaaien. Zij mochten
evengoed intimiderende berichten ontvangen in die mate dat ze op advies van de
veiligheidsdiensten zich terugtrokken uit het publiek debat. Wat we nodig
hebben is (zelf-)reflectie en kritische evaluatie over hoe we omgaan met
risico’s en onzekerheid. Niemand beweert dat het eenvoudig is maar de discussie
uit de weg gaan is in elk geval onverantwoordelijk.
Risicoafkerigheid
Los van het
(vaak zelfs nu nog onmogelijk gemaakte) coronadebat, stellen er zich brede
vragen over hoe onze maatschappij omgaat met risico’s. Wat we weten over sommige
risico's komt vaak van experts en wetenschappers met gespecialiseerde kennis,
niet door directe eigen ervaring. Ook de verhoogde afhankelijkheid van experts
in onze maatschappij stelt zijn eigen uitdagingen. Niet alleen hoe we in een
democratie correct expertise benutten (denk aan de discussie over de
samenstelling van expertcommissies) maar ook hoe het vertrouwen van de
bevolking in expertise niet verloren geraakt.
We moeten
er mensen op wijzen dat in vele dimensies ons leven ook vaak veiliger is geworden.
Denk alleen al aan de hoge levens(duur)verwachting. Angst is geen goede
raadgever maar helaas worden meer en meer debatten er vandaag door bemoeilijkt.
Het ijkpunt daarbij blijft dat we ethisch best zo lucide en rationeel mogelijk
omgaan met de kosten en baten van veiligheidsbeleid in alle domeinen. Het is
geen verwijt maar een vaststelling dat disproportionele maatregelen een hoge
maatschappelijke kost kunnen opleveren. In sommige domeinen zijn we gewoon
blind voor die realiteit en dan kan rationale discussie een oplossing bieden.
Het wordt echter problematisch als in zogenaamde gevoelige domeinen de nuchtere
analyse buiten de bandbreedte valt van het (toegelaten) maatschappelijk debat. Er
blijft een grote waarde zitten in het voorschrift van een koel hoofd en een
warm hart, zeker ook in domeinen waar terecht grote zorgen rond bestaan.
Ivan Van de Cloot hoofdeconoom Itinera Institute en auteur
van het boek “Overheid+ Markt, het beste van beide werelden”