donderdag 8 juni 2023

Vlaams onderwijs

Blik op het onderwijs van een geëngageerde getuige 

In dit artikel kan u een terugblik lezen op een aantal episodes van het Vlaamse onderwijsdebat in de voorbije 15 jaar. In 2023 werd aan de lange reeks van bevindingen dat het niveau van het Vlaams onderwijs afkalft helaas nogmaals bevestigd. Inzake leesvaardigheid kunnen we zelfs stellen dat het niveau in vrije val is. Nergens in Europa lezen kinderen nu slechter dan in Vlaanderen. Dat is geen alleenstaand feit. Ook voor wiskunde scoren onze kinderen slechter dan vroeger, en gaan ze internationaal achteruit.

In 2008 trokken we aan de alarmbel een tendens van afkalving van het niveau zoals bleek uit opeenvolgende studies (TIMSS2003, PISA2006 en PIRLS2006). Het beleid deed toen al aan blindstaren op de zogenaamde prestatiekloof tussen sterke leerlingen en minder sterke leerlingen, eerder dan te focussen op excellentie voor iedereen. Hierbij zag het beleid er geen graten in om dan maar te opteren voor nivellering met dalende prestaties voor sterke leerlingen omdat dit de 'kloof' dan deed krimpen. De stemmen dat het toch geen optie kon zijn om excellentie af te remmen voor deze "klooffetisj' werden genegeerd. 

In dezelfde analyse van 15 jaar geleden waarschuwden we voor het lichtzinnig dwepen met de zogenaamde brede eerste graad voor het secundair onderwijs in zowel het zuiden als het noorden van het land. Daarbij wezen we ook op het rapport van de Nederlandse commissie Dijsselbloem die voor gelijkaardige experimenten in Nederland tot harde conclusies was gekomen. Het was lichtzinnig van het beleid om te suggereren dat het uitstel van studiekeuze tot 14 jaar geen risico's zou opleveren. De Franse president Sarkozy kwam overigens toen net terug op het vergelijkbare "collège unique" in Frankrijk, en de parlementaire onderzoekscommissie Dijsselbloem in Nederland maakte brandhout van de vroegere onderwijshervormingen in Nederland waarvan ook heterogene klassen een belangrijk onderdeel waren.

Terreinkennis

Leerkrachten op het terrein waarschuwden in die tijd regelmatig voor de gevolgen van de verkrampte gelijkheidsideologie die zich vertaalde in de beleidsfantasie van de invoering van een gemeenschappelijke basisvorming voor 12- à 15-jarigen met hetzelfde onderwijsaanbod voor sterk verschillende leerlingen. Politici van meerdere partijen bleven doof voor de boodschap dat dit ook voor zwakke en/of andersgetalenteerde leerlingen nefast zou zijn omdat de nadruk kwam te liggen op wat ze minder konden, in plaats van hun specifieke talenten te benutten. Laat staan dat men wakker lag van de gevolgen voor de betere leerlingen als dit zou leiden tot intellectuele ondervoeding en onderpresteren. 

In 2010 werd ik uitgenodigd door de Vlaamse openbare omroep (VRT) om in prime time te debatteren over de plannen van de toenmalige onderwijsminister voor een zogenaamde brede eerste graad. De minister had eerder op televisie geponeerd dat alle studies aantonen dat het uitstel van studiekeuze voor 12-jarigen gunstig is. Het zou alleen maar voor meer gelijkheid zorgen zonder risico's van nivellering naar beneden. Mijn repliek dat Thomas Jefferson als derde president van de Verenigde Staten al poneerde dat er niets ongelijker is dan de zogenaamde gelijke behandeling van ongelijken, overtuigde de minister niet. Overigens toonde de VRT om het gesprek "te verhelderen" een klas in Finland waar wel twee leerkrachten voor de klas stonden. De vraag of er dan budgettaire middelen voorzien waren om zomaar het aantal leerkrachten enorm te verhogen, werd beantwoord door de politicus met een laconieke "waarom niet". Terwijl het Vlaams onderwijs al met voorsprong het grootste budget vertegenwoordigt en er grote problemen waren om de rekening te doen kloppen. 

Kloofdenken

Het debat werd vaak gedomineerd door hen die vinden dat alle kinderen door dezelfde trechter moeten. Wat echter te ver ging was dat ze de waarheid zelfs geweld aandoen door te stellen dat er bijvoorbeeld over zaken als uitstel van studiekeuze (en early tracking) een consensus zou bestaan. Dit is gewoon niet het geval: er is over weinig zoveel controverse als over de voor –en nadelen van early tracking. Als we vaststellen dat veel uitstroom kinderen betreft die onvoldoende taalvaardig zijn, dan lijkt het vooral opportuun om daarin meer te investeren dan een structuurwijziging van het onderwijs. In Vlaanderen hebben we vaak meewarig gekeken naar de experimenten in andere landen op dat vlak en rond 2010 stonden we op het punt om hetzelfde te doen! In Frankrijk was het terugdraaien van de experimenten met het « collège unique » een belangrijk thema in de verkiezingen : "donner le maximum à chacun plutôt que le minimum à tous".

In een interview in 2012 formuleerde ik het zo: "De kloof dichten? Dat is een ideologisch uitgangspunt: alle kinderen zo veel mogelijk gelijk laten presteren.  Het doel moet echter zijn om elk kind volgens zijn capaciteiten het beste onderwijs te geven. Maar er mogen – er moeten zelfs – verschillen zijn. Als het gaat over intellectueel elitarisme, dan móét onderwijs zelfs elitair zijn. In die zin van excellentie, dat je telkens probeert het beste uit kinderen te halen, ongeacht hun afkomst.’(1)

Frustrerend was dat in deze jaren de daling van het onderwijsniveau in Vlaanderen verder bevestigd werd van studie op studie terwijl het beleid zich bleef blindstaren op haar gelijkheidsobsessie. Tegelijk werd er heel weinig gehoor gegeven aan hen die daar wel van wakker lagen (2). Deze tijd kan eigenlijk de periode van de grote ontkenning genoemd worden. Ondanks studies bleven velen in Vlaanderen en vooral zij die dichter bij het beleid stonden, het probleem ontkennen. Die periode toonde ook hoe weinig het beleid nog connecteerde met het werkterrein. Een lerares uit het secundair onderwijs toonde bijvoorbeeld hoe het in werkelijkheid ging: ‘Je weet hoe het gaat: leerlingen die gebuisd zijn moeten we toch delibereren zelfs als ze eigenlijk niet verdienen om af te studeren want anders worden we door de overheid op de vingers getikt omdat we te veel B- of C-attesten geven." (3) Een enquête van het weekblad Knack uit 2013 stelde dat acht op de tien leerkrachten tegen de hervormingsvoorstellen waren van de Vlaamse minister. Ook dat werd publiekelijk weggewuifd als ongeïnformeerde stellingname.(4)

Hoger onderwijs

Ondertussen was en is er nog een heikel thema: de gevolgen van de massificatie in het Vlaams hoger onderwijs. Itinera deed in 2013 een bevraging bij 5000 universitaire docenten. Tweederde oordeelde daarin dat één op de vijf studenten die afstuderen hun diploma niet verdient. Het algemeen klimaat in de maatschappij was er één dat niet mocht gezegd worden dat de massificatie van hoger onderwijs schadelijke gevolgen had voor de kwaliteit (5).

Reflectie

Hopelijk kan de terugblik hierboven aanzetten tot reflectie over hoe het zo ver is kunnen komen met de onderwijskwaliteit. Er waren zeker genoeg mensen die tegen de stroom wel probeerden de ogen van het beleid te openen rond het kwaliteitsverlies. Zo was er een studie van de professoren Wouter Duyck en Frederik Anseel (6). Ik contacteerde in die periode talloze academici om voor denktank Itinera een nuchtere analyse te maken van de voor -en nadelen van de brede eerste graad. Meerdere personen antwoorden me echter dat dit te delicaat lag. Ze wisten dat de minister immers een groot voorstander was en vonden het moeilijk om daar kritiek op te formuleren (‘hij betaalt finaal ons loon’). De voorzitter van de parlementaire commissie Onderwijs vertelde dat het parlement er niet in slaagde een evenwichtige selectie aan experten te laten getuigen in hoorzittingen.

Twintig jaar

Wat ik belangrijk vind, is te onderzoeken hoe bepaalde opvattingen evolueren. De pertinente vraag is hierbij onder andere waarom het bijstellen van inzichten soms twintig jaar vergt. Het punt is dus niet dat er geen klokkenluiders waren. Veel lezers weten dat die er wel waren. Het doet wat denken aan het sprookje van de nieuwe kleren van de keizer. Dat verhaal werd reeds in 1837 opgetekend door Hans Christian Andersen. Tegenwoordig is "de kleren van de keizer" een gemeenzaam gebruikte uitdrukking voor een dwaze beslissing, die iedereen afkeurt, maar waartegen niemand protesteert uit angst om tegen het collectief en/of zijn leiders in te gaan.

Wat ik na 20 jaar het beleidsproces geobserveerd te hebben, effectief kan zeggen is dat de opvattingen van mensen met politieke macht zoals politici inderdaad niet gemakkelijk gecontesteerd worden. Velen, zeker ook academici, hebben vaak bedenkingen. Het is vooral pas als de minister ontslag heeft genomen, dat velen hun bezwaren ineens veel vlotter uiten. Heel ironisch dat in 2023 academici soms stellingen poneren die je zelf tien jaar eerder deelde. Toen waren dezelfde academici echter bij diegenen die hun stekels opstaken en dat is niet alleen een kwestie van ‘voortschrijdend inzicht’. Omdat ik in dit stuk gekozen heb voor een ‘recht voor de raap’ stijl zal ik het maar zeggen: we moeten vaststellen dat academici niet altijd zo moedig zijn. Groepsdruk en kuddegeest onder academici kan zeker eens meer benoemd worden.

2023

De gevolgen van de massificatie van het onderwijs is een voorbeeld waar we anno 2023 wel dingen benoemd zien worden op een wijze die in 2012 nog niet gemakkelijk gedaan werd. Zo was er recent het interview in de Vlaamse krant de Morgen met Dirk Van Damme die sinds 1992 op onderwijskabinetten werkte, baas is geweest van het Gemeenschapsonderwijs en van 2004 tot 2008 kabinetschef van minister van Onderwijs Frank Vandenbroucke (Vooruit) was. Zo stelt hij daarin: "In de leeftijdsgroep van 25 tot 34 heeft de helft een diploma hoger onderwijs. Het klinkt vreemd, maar dat is te veel. Tegelijk is 10 procent van de masters niet in staat om een tekst van drie alinea's begrijpend te lezen, laat staan te schrijven. We hebben te veel mensen naar de universiteit geduwd, en dat heeft een aantal perverse effecten."

Ideeën voor de toekomst

Ik wil in het laatste deel van deze tekst nog een aantal punten delen die ik denk extra pertinent zijn voor mensen betrokken bij de lerarenopleiding. Het onderwijsdebat is de voorbije jaren in Vlaanderen vaak gegaan over structuren, processen en middelen. Dat is begrijpelijk en belangrijk. De realiteit in de klas en op het schoolplein verdienen echter soms wat meer aandacht en discussie. Daar liggen uiteindelijk de belangrijkste hefbomen voor verbetering.

Het aantrekken van de studenten en de bureaucratisering van het hoger onderwijs domineren. De race om de meeste publicaties weegt op de professoren, met als risico een daling van de kwaliteit van het onderzoek. Cursusverantwoordelijken en professoren worden instrumenten voor het genereren en beheren van het budget. Het niveau van de studenten is voor een deel problematisch en de kwaliteit van de afgeleverde diploma’s staat onder druk. De kwaliteit herstellen is nu prioriteit: op vlak van de financiering van de instellingen, de verantwoordelijkheden van professoren en de toegang en het parcours van de studenten. Het is niet onmogelijk om kwantiteit te verzoenen met kwaliteit, maar deze laatste is het slachtoffer geworden van het eerste.

Instroom

Een cruciaal punt is de kwaliteit van de instroom van leerkracht. We moeten erover waken competente personen aan te trekken en te behouden in het lerarenberoep. Enerzijds moet het talent van de kandidaten worden gegarandeerd door een basisopleiding te geven die hen beter voorbereidt op het vak. Anderzijds moet het behoud van de leerkrachten worden verbeterd, in de eerste plaats door een betere pedagogische en administratieve omkadering van de beginnende leerkrachten. Dit houdt niet enkel weloverwogen politieke keuzes in om het sociale en professionele statuut van de leerkracht te verstevigen, maar ook een politieke afstand die een betere valorisatie moet toelaten van de ‘human resources’ binnen de scholen, die op dit vlak dan autonomer zouden kunnen werken.

Terwijl scholen met een heel sterke reputatie vroeger dachten dat ze zelf geen probleem zouden krijgen met een lerarentekort is dat verhaal in 2023 achterhaald. Ook zij werken nu met de realiteit van een enorm verloop, ook van interimleerkrachten. Van de leraren in het secundair onderwijs die in 2015 jonger waren dan 30 jaar, verdween ongeveer 20 procent tegen 2020 uit onderwijs. Dat beginnende leerkrachten vaak de moeilijkste taken (‘moeilijke’ klassen, scholen) krijgen is een pijnpunt dat benoemd moet worden.

Wat de realiteit van scholen met leerlingenpopulaties die een grotere lerareninzet vergen betreft, net daar is de lerarenbezetting vaak problematisch. Voor het Vlaamse onderwijs is het bijzonderlijk problematisch in Brussel. 42 procent van de leerkrachten die in Brussel begint, wil binnen een termijn van vijf jaar niet langer in Brussel lesgeven; 18 procent stopt en 24 procent blijft lesgeven, maar dan wel buiten Brussel. De uitstroom in Brussel bedraagt voor het kleuteronderwijs ongeveer 35 procent, voor het lager onderwijs ongeveer 42 procent en voor het secundair onderwijs ongeveer 48 procent. Er bestaat geen toverstaf om deze probleemsituatie te doorbreken.

Basis

Er moet een strategie komen die begint aan de basis: bijvoorbeeld bij de inburgering, taalonderricht, rol van de ouders, begin van de kleuterschool, en zo meer. We leven in een land met grote grondwettelijke vrijheden, inclusief die van onderwijs, huisvesting en arbeid. Daardoor zullen scholen altijd een demografische en sociologische profilering uitstralen en zullen leraren altijd “met de voeten stemmen” richting interessante scholen. We moeten er vooral voor zorgen dat, zowel in de regelgeving als in de financiering, alles wordt gedaan opdat goede leerkrachten met goede ondersteuning naar moeilijke scholen zouden komen. Als we het verschil in prestaties tussen scholen willen opvangen, dan moeten we ervoor zorgen dat we in de instellingen die socio-economisch benadeeld zijn minstens evenveel gekwalificeerd personeel hebben dan elders.

Het volstaat niet om beginnende leerkrachten te motiveren om in deze scholen te blijven werken na hun eerste jaren ervaring. Er moeten ook gekwalificeerde, ervaren leerkrachten worden aangetrokken naar deze scholen. Zolang er ‘gettoscholen’ bestaan, moeten we de moeilijkheid toegeven van deze werkcontext en de zware pedagogische uitdaging voor de leerkrachten die er werken. Een specifieke opleiding en omkadering, door leerkrachten die hun sporen reeds verdiend hebben in deze instellingen, lijken onmisbaar, vooral voor de universitair gediplomeerden die weinig praktijkervaring hebben. De invoering van een premie voor deze zwaardere belasting (of extra moeilijkheid), die kan worden geput uit het extra aantal lesperiodes/leerkrachten die worden toegekend aan het gedifferentieerd onderwijs, is een mogelijkheid.

Tenslotte moet er een betere communicatie worden ontwikkeld tussen de spelers van schoolse betrokkenheid en succes. Voor een betere integratie van wie nieuw is op school moet er meer coördinatie komen tussen de school en de opvangdiensten voor buitenlanders. Bovenal moet er alles aan gedaan worden opdat de ouders voor elk kind de rol zouden kunnen spelen en de verantwoordelijkheid zouden kunnen nemen die van nature bij het ouderschap hoort. Scholen kunnen de ouders niet vervangen, maar ze moeten ze wel betrekken.

(1) Pleidooi voor elitarisme, De Tijd, 26 mei 2012, https://www.tijd.be/politiek-economie/belgie/vlaanderen/pleidooi-voor-elitarisme/9198176.html

(2) https://www.tijd.be/opinie/analyse/Het-weinige-weerwerk-tegen-de-onderwijshervorming-verontrust/9192514

(3) https://www.knack.be/nieuws/het-wordt-tijd-dat-de-overheid-de-expertise-van-leerkrachten-naar-waarde-schat/

(4) Leerkrachten tegen hervorming Smet, Knack, 21-08-2013 https://www.knack.be/nieuws/leerkrachten-tegen-hervorming-smet/

(5) Hoger onderwijs in tijden van massificatie: de werkvloer van docenten trekt aan de alarmbel, Itinera Institute, 2-10-2013 Hoger onderwijs in tijden van massificatie: de werkvloer van docenten trekt aan de alarmbel | Itinera Institute

(6) Gelijke kansen, gelijke kinderen, gelijke klassen? Gelijke kansen, gelijke kinderen, gelijke klassen? | Itinera Institute