Blik op het onderwijs van een
geëngageerde getuige
In dit artikel kan u een
terugblik lezen op een aantal episodes van het Vlaamse onderwijsdebat in de
voorbije 15 jaar. In 2023 werd aan de lange reeks van bevindingen dat het
niveau van het Vlaams onderwijs afkalft helaas nogmaals bevestigd. Inzake leesvaardigheid
kunnen we zelfs stellen dat het niveau in vrije val is. Nergens in Europa lezen
kinderen nu slechter dan in Vlaanderen. Dat is geen alleenstaand feit. Ook voor
wiskunde scoren onze kinderen slechter dan vroeger, en gaan ze internationaal
achteruit.
In 2008 trokken we aan de
alarmbel een tendens van afkalving van het niveau zoals bleek uit opeenvolgende
studies (TIMSS2003, PISA2006 en PIRLS2006). Het beleid deed toen al aan blindstaren
op de zogenaamde prestatiekloof tussen sterke leerlingen en minder sterke
leerlingen, eerder dan te focussen op excellentie voor iedereen. Hierbij zag
het beleid er geen graten in om dan maar te opteren voor nivellering met
dalende prestaties voor sterke leerlingen omdat dit de 'kloof' dan deed
krimpen. De stemmen dat het toch geen optie kon zijn om excellentie af te
remmen voor deze "klooffetisj' werden genegeerd.
In dezelfde analyse van 15 jaar
geleden waarschuwden we voor het lichtzinnig dwepen met de zogenaamde brede
eerste graad voor het secundair onderwijs in zowel het zuiden als het noorden
van het land. Daarbij wezen we ook op het rapport van de Nederlandse commissie
Dijsselbloem die voor gelijkaardige experimenten in Nederland tot harde
conclusies was gekomen. Het was lichtzinnig van het beleid om te
suggereren dat het uitstel van studiekeuze tot 14 jaar geen risico's zou
opleveren. De Franse president Sarkozy kwam overigens toen net terug op het
vergelijkbare "collège unique" in Frankrijk, en de parlementaire
onderzoekscommissie Dijsselbloem in Nederland maakte brandhout van de vroegere
onderwijshervormingen in Nederland waarvan ook heterogene klassen een
belangrijk onderdeel waren.
Terreinkennis
Leerkrachten op het terrein
waarschuwden in die tijd regelmatig voor de gevolgen van de verkrampte
gelijkheidsideologie die zich vertaalde in de beleidsfantasie van de invoering
van een gemeenschappelijke basisvorming voor 12- à 15-jarigen met hetzelfde
onderwijsaanbod voor sterk verschillende leerlingen. Politici van meerdere
partijen bleven doof voor de boodschap dat dit ook voor zwakke en/of
andersgetalenteerde leerlingen nefast zou zijn omdat de nadruk kwam te liggen
op wat ze minder konden, in plaats van hun specifieke talenten te benutten.
Laat staan dat men wakker lag van de gevolgen voor de betere leerlingen als dit
zou leiden tot intellectuele ondervoeding en onderpresteren.
In 2010 werd ik uitgenodigd door
de Vlaamse openbare omroep (VRT) om in prime time te debatteren over de plannen
van de toenmalige onderwijsminister voor een zogenaamde brede eerste graad. De
minister had eerder op televisie geponeerd dat alle studies aantonen dat het
uitstel van studiekeuze voor 12-jarigen gunstig is. Het zou alleen maar voor
meer gelijkheid zorgen zonder risico's van nivellering naar beneden. Mijn
repliek dat Thomas Jefferson als derde president van de Verenigde Staten al
poneerde dat er niets ongelijker is dan de zogenaamde gelijke behandeling van
ongelijken, overtuigde de minister niet. Overigens toonde de VRT om het gesprek
"te verhelderen" een klas in Finland waar wel twee leerkrachten voor
de klas stonden. De vraag of er dan budgettaire middelen voorzien waren om
zomaar het aantal leerkrachten enorm te verhogen, werd beantwoord door de
politicus met een laconieke "waarom niet". Terwijl het Vlaams
onderwijs al met voorsprong het grootste budget vertegenwoordigt en er grote
problemen waren om de rekening te doen kloppen.
Kloofdenken
Het debat werd vaak gedomineerd
door hen die vinden dat alle kinderen door dezelfde trechter moeten. Wat echter
te ver ging was dat ze de waarheid zelfs geweld aandoen door te stellen dat er
bijvoorbeeld over zaken als uitstel van studiekeuze (en early tracking) een
consensus zou bestaan. Dit is gewoon niet het geval: er is over weinig zoveel
controverse als over de voor –en nadelen van early tracking. Als we vaststellen
dat veel uitstroom kinderen betreft die onvoldoende taalvaardig zijn, dan lijkt
het vooral opportuun om daarin meer te investeren dan een structuurwijziging
van het onderwijs. In Vlaanderen hebben we vaak meewarig gekeken naar de experimenten
in andere landen op dat vlak en rond 2010 stonden we op het punt om hetzelfde
te doen! In Frankrijk was het terugdraaien van de experimenten met het «
collège unique » een belangrijk thema in de verkiezingen : "donner le
maximum à chacun plutôt que le minimum à tous".
In een interview in 2012
formuleerde ik het zo: "De kloof dichten? Dat is een ideologisch
uitgangspunt: alle kinderen zo veel mogelijk gelijk laten presteren. Het
doel moet echter zijn om elk kind volgens zijn capaciteiten het beste onderwijs
te geven. Maar er mogen – er moeten zelfs – verschillen zijn. Als het gaat over
intellectueel elitarisme, dan móét onderwijs zelfs elitair zijn. In die zin van
excellentie, dat je telkens probeert het beste uit kinderen te halen, ongeacht
hun afkomst.’(1)
Frustrerend was dat in deze jaren
de daling van het onderwijsniveau in Vlaanderen verder bevestigd werd van
studie op studie terwijl het beleid zich bleef blindstaren op haar
gelijkheidsobsessie. Tegelijk werd er heel weinig gehoor gegeven aan hen die
daar wel van wakker lagen (2). Deze tijd kan eigenlijk de periode van de grote
ontkenning genoemd worden. Ondanks studies bleven velen in Vlaanderen en vooral
zij die dichter bij het beleid stonden, het probleem ontkennen. Die periode
toonde ook hoe weinig het beleid nog connecteerde met het werkterrein. Een
lerares uit het secundair onderwijs toonde bijvoorbeeld hoe het in
werkelijkheid ging: ‘Je weet hoe het gaat: leerlingen die gebuisd zijn moeten
we toch delibereren zelfs als ze eigenlijk niet verdienen om af te studeren
want anders worden we door de overheid op de vingers getikt omdat we te veel B-
of C-attesten geven." (3) Een enquête van het weekblad Knack uit 2013
stelde dat acht op de tien leerkrachten tegen de hervormingsvoorstellen waren
van de Vlaamse minister. Ook dat werd publiekelijk weggewuifd als
ongeïnformeerde stellingname.(4)
Hoger onderwijs
Ondertussen was en is er nog een
heikel thema: de gevolgen van de massificatie in het Vlaams hoger
onderwijs. Itinera deed in 2013 een bevraging bij 5000 universitaire
docenten. Tweederde oordeelde daarin dat één op de vijf studenten die
afstuderen hun diploma niet verdient. Het algemeen klimaat in de maatschappij
was er één dat niet mocht gezegd worden dat de massificatie van hoger onderwijs
schadelijke gevolgen had voor de kwaliteit (5).
Reflectie
Hopelijk kan de terugblik
hierboven aanzetten tot reflectie over hoe het zo ver is kunnen komen met de
onderwijskwaliteit. Er waren zeker genoeg mensen die tegen de stroom wel
probeerden de ogen van het beleid te openen rond het kwaliteitsverlies. Zo was
er een studie van de professoren Wouter Duyck en Frederik Anseel (6). Ik contacteerde
in die periode talloze academici om voor denktank Itinera een nuchtere analyse
te maken van de voor -en nadelen van de brede eerste graad. Meerdere personen
antwoorden me echter dat dit te delicaat lag. Ze wisten dat de minister immers
een groot voorstander was en vonden het moeilijk om daar kritiek op te
formuleren (‘hij betaalt finaal ons loon’). De voorzitter van de parlementaire
commissie Onderwijs vertelde dat het parlement er niet in slaagde een
evenwichtige selectie aan experten te laten getuigen in hoorzittingen.
Twintig jaar
Wat ik belangrijk vind, is te
onderzoeken hoe bepaalde opvattingen evolueren. De pertinente vraag is hierbij
onder andere waarom het bijstellen van inzichten soms twintig jaar vergt. Het
punt is dus niet dat er geen klokkenluiders waren. Veel lezers weten dat die er
wel waren. Het doet wat denken aan het sprookje van de nieuwe kleren van de
keizer. Dat verhaal werd reeds in 1837 opgetekend door Hans Christian Andersen.
Tegenwoordig is "de kleren van de keizer" een gemeenzaam gebruikte
uitdrukking voor een dwaze beslissing, die iedereen afkeurt, maar waartegen
niemand protesteert uit angst om tegen het collectief en/of zijn leiders in te
gaan.
Wat ik na 20 jaar het
beleidsproces geobserveerd te hebben, effectief kan zeggen is dat de
opvattingen van mensen met politieke macht zoals politici inderdaad niet
gemakkelijk gecontesteerd worden. Velen, zeker ook academici, hebben vaak
bedenkingen. Het is vooral pas als de minister ontslag heeft genomen, dat velen
hun bezwaren ineens veel vlotter uiten. Heel ironisch dat in 2023 academici
soms stellingen poneren die je zelf tien jaar eerder deelde. Toen waren dezelfde
academici echter bij diegenen die hun stekels opstaken en dat is niet alleen
een kwestie van ‘voortschrijdend inzicht’. Omdat ik in dit stuk gekozen heb
voor een ‘recht voor de raap’ stijl zal ik het maar zeggen: we moeten
vaststellen dat academici niet altijd zo moedig zijn. Groepsdruk en kuddegeest
onder academici kan zeker eens meer benoemd worden.
2023
De gevolgen van de massificatie
van het onderwijs is een voorbeeld waar we anno 2023 wel dingen benoemd zien
worden op een wijze die in 2012 nog niet gemakkelijk gedaan werd. Zo was er
recent het interview in de Vlaamse krant de Morgen met Dirk Van Damme die sinds
1992 op onderwijskabinetten werkte, baas is geweest van het
Gemeenschapsonderwijs en van 2004 tot 2008 kabinetschef van minister van
Onderwijs Frank Vandenbroucke (Vooruit) was. Zo stelt hij daarin: "In de
leeftijdsgroep van 25 tot 34 heeft de helft een diploma hoger onderwijs. Het
klinkt vreemd, maar dat is te veel. Tegelijk is 10 procent van de masters niet
in staat om een tekst van drie alinea's begrijpend te lezen, laat staan te
schrijven. We hebben te veel mensen naar de universiteit geduwd, en dat heeft
een aantal perverse effecten."
Ideeën voor de toekomst
Ik wil in het laatste deel van
deze tekst nog een aantal punten delen die ik denk extra pertinent zijn voor
mensen betrokken bij de lerarenopleiding. Het onderwijsdebat is de voorbije
jaren in Vlaanderen vaak gegaan over structuren, processen en middelen. Dat is
begrijpelijk en belangrijk. De realiteit in de klas en op het schoolplein
verdienen echter soms wat meer aandacht en discussie. Daar liggen uiteindelijk
de belangrijkste hefbomen voor verbetering.
Het aantrekken van de studenten
en de bureaucratisering van het hoger onderwijs domineren. De race om de meeste
publicaties weegt op de professoren, met als risico een daling van de kwaliteit
van het onderzoek. Cursusverantwoordelijken en professoren worden instrumenten
voor het genereren en beheren van het budget. Het niveau van de studenten is
voor een deel problematisch en de kwaliteit van de afgeleverde diploma’s staat
onder druk. De kwaliteit herstellen is nu prioriteit: op vlak van de
financiering van de instellingen, de verantwoordelijkheden van professoren en
de toegang en het parcours van de studenten. Het is niet onmogelijk om
kwantiteit te verzoenen met kwaliteit, maar deze laatste is het slachtoffer
geworden van het eerste.
Instroom
Een cruciaal punt is de kwaliteit
van de instroom van leerkracht. We moeten erover waken competente personen aan
te trekken en te behouden in het lerarenberoep. Enerzijds moet het talent van
de kandidaten worden gegarandeerd door een basisopleiding te geven die hen beter
voorbereidt op het vak. Anderzijds moet het behoud van de leerkrachten worden
verbeterd, in de eerste plaats door een betere pedagogische en administratieve
omkadering van de beginnende leerkrachten. Dit houdt niet enkel weloverwogen
politieke keuzes in om het sociale en professionele statuut van de leerkracht
te verstevigen, maar ook een politieke afstand die een betere valorisatie moet
toelaten van de ‘human resources’ binnen de scholen, die op dit vlak dan
autonomer zouden kunnen werken.
Terwijl scholen met een heel
sterke reputatie vroeger dachten dat ze zelf geen probleem zouden krijgen met
een lerarentekort is dat verhaal in 2023 achterhaald. Ook zij werken nu met de
realiteit van een enorm verloop, ook van interimleerkrachten. Van de leraren in
het secundair onderwijs die in 2015 jonger waren dan 30 jaar, verdween ongeveer
20 procent tegen 2020 uit onderwijs. Dat beginnende leerkrachten vaak de
moeilijkste taken (‘moeilijke’ klassen, scholen) krijgen is een pijnpunt dat
benoemd moet worden.
Wat de realiteit van scholen met
leerlingenpopulaties die een grotere lerareninzet vergen betreft, net daar is
de lerarenbezetting vaak problematisch. Voor het Vlaamse onderwijs is het
bijzonderlijk problematisch in Brussel. 42 procent van de leerkrachten die in
Brussel begint, wil binnen een termijn van vijf jaar niet langer in Brussel
lesgeven; 18 procent stopt en 24 procent blijft lesgeven, maar dan wel buiten
Brussel. De uitstroom in Brussel bedraagt voor het kleuteronderwijs ongeveer 35
procent, voor het lager onderwijs ongeveer 42 procent en voor het secundair
onderwijs ongeveer 48 procent. Er bestaat geen toverstaf om deze
probleemsituatie te doorbreken.
Basis
Er moet een strategie komen die
begint aan de basis: bijvoorbeeld bij de inburgering, taalonderricht, rol van
de ouders, begin van de kleuterschool, en zo meer. We leven in een land met
grote grondwettelijke vrijheden, inclusief die van onderwijs, huisvesting en
arbeid. Daardoor zullen scholen altijd een demografische en sociologische
profilering uitstralen en zullen leraren altijd “met de voeten stemmen”
richting interessante scholen. We moeten er vooral voor zorgen dat, zowel in de
regelgeving als in de financiering, alles wordt gedaan opdat goede leerkrachten
met goede ondersteuning naar moeilijke scholen zouden komen. Als we het
verschil in prestaties tussen scholen willen opvangen, dan moeten we ervoor
zorgen dat we in de instellingen die socio-economisch benadeeld zijn minstens
evenveel gekwalificeerd personeel hebben dan elders.
Het volstaat niet om beginnende
leerkrachten te motiveren om in deze
scholen te blijven werken na hun eerste jaren ervaring. Er moeten ook
gekwalificeerde, ervaren leerkrachten worden aangetrokken naar deze scholen.
Zolang er ‘gettoscholen’ bestaan, moeten we de moeilijkheid toegeven van deze
werkcontext en de zware pedagogische uitdaging voor de leerkrachten die er
werken. Een specifieke opleiding en omkadering, door leerkrachten die hun
sporen reeds verdiend hebben in deze instellingen, lijken onmisbaar, vooral
voor de universitair gediplomeerden die weinig praktijkervaring hebben. De
invoering van een premie voor deze zwaardere belasting (of extra moeilijkheid),
die kan worden geput uit het extra aantal lesperiodes/leerkrachten die worden
toegekend aan het gedifferentieerd onderwijs, is een mogelijkheid.
Tenslotte moet er een betere
communicatie worden ontwikkeld tussen de spelers van schoolse betrokkenheid en
succes. Voor een betere integratie van wie nieuw is op school moet er meer
coördinatie komen tussen de school en de opvangdiensten voor buitenlanders.
Bovenal moet er alles aan gedaan worden opdat de ouders voor elk kind de rol
zouden kunnen spelen en de verantwoordelijkheid zouden kunnen nemen die van
nature bij het ouderschap hoort. Scholen kunnen de ouders niet vervangen, maar
ze moeten ze wel betrekken.
(1) Pleidooi voor
elitarisme, De Tijd, 26 mei 2012, https://www.tijd.be/politiek-economie/belgie/vlaanderen/pleidooi-voor-elitarisme/9198176.html
(4) Leerkrachten tegen hervorming Smet, Knack, 21-08-2013 https://www.knack.be/nieuws/leerkrachten-tegen-hervorming-smet/
(5) Hoger onderwijs in tijden van massificatie: de werkvloer
van docenten trekt aan de alarmbel, Itinera Institute, 2-10-2013 Hoger
onderwijs in tijden van massificatie: de werkvloer van docenten trekt aan de
alarmbel | Itinera Institute
(6) Gelijke kansen, gelijke kinderen, gelijke klassen? Gelijke
kansen, gelijke kinderen, gelijke klassen? | Itinera Institute