donderdag 21 december 2017

Zoektocht naar Beagle Snep (#findingthebeagle #findingSNEP)

Kerninformatie

1. Beagle Snep vermist sinds 26/11/2017
Locatie: Kasteel Groenendaal te Hoeilaart (Duboislaan 27)

2. Twee erg waarschijnlijke spottings***:

- vrijdag 1/12 aan Ganzenpootvijver (melding op 3/12)

-dinsdag 5/12 in bos aan Groendaal (melding op 5/12)

 3. Minder zekere spotting**:

-maandag 4/12 aan Golf Royal te Tervuren

4. Weinig waarschijnlijke spotting*:

-21/12 aan Kapucijnendreef, grote poort te Tervuren (Engelstalige melding die vond dat gelijkenis met affiche)
- onwaarschijnlijk want : - jogger met beagle  (dus bij eigenaar) meermaals gezien
                                         -ondertussen waarschijnlijker dat Snep ofwel binnengenomen is of dood is

5. Erg onwaarschijnlijke spotting: °

-10/12 te Merchtem (net op kruispunt waar gewandeld werd met Snep een maand ervoor)

6. Zo goed als zeker andere beagle:
Prins van Oranjelaan te Ukkel
Wavre
Beersel
Bolta (teruggevonden beagle)
....






Tijdslijn:


Zondag 26/11
Beaglewandeling met O, K, I en Snep.
Melding dogid, dogzzz, sites vermist
Nacht: zwaar geregend
Maandag 27/11
10u: fietsen door bos, affiches hangen
regen
Bellen politie uccle, rode,
Dinsdag 28/11
Melding Beersel 
Politie, Veeweyde
Woensdag 29/11
Zoektocht huis aan huis Laarheidestraat Beersel
rond gereden in Beersel
Wavre: spotting beagle op parking tussen Gembloux en Wavre
Donderdag 30/11
Ter plaatse
Vrijdag 1/12
Artikel in DM, Radio 2
Zaterdag 2/12
Artikels in HLN, Nieuwsblad
Zondag 3/12
Herhaling wandeling, telefoon over spotting van vrijdag om 16u aan ganzenpootvijver
Beslissing geen spoorhond maar groep zoektocht
installeren camera's aan kapelletje en parking
Maandag 4/12
Overnachting in tentje aan ganzenpootvijver
Telefoon melding spotting te Tervuren Golf
Dinsdag 5/12
Spotting 15u in bos
Overnachting Tent in bos
woensdag 6/12
opstaan 7u ,  telefoon voor zoekactie gezien nieuwe spotting
Annulering debat Nassim Taleb 
Voormiddag: zoekactie met 5 mensen
Namiddag: zoekactie met 5 anderen + fiets
B. rijdt weg en ziet beagle aan prins van oranjelaan te Ukkel
Wij rijden met auto door Ukkel
kinderen die flyers bussen : 4 maal beagle gezien; jongen met beagle= papa week ervoor beagle gezien…aan prins van orangjelaan
donderdag 7/12
Melding Spotting te Ukkel = contact met JS die woont te Ukkel: beagle loopt er al enkele jaren (dus niet Snep)=>haal terug van twitter
peter trekt foto andere beagle
vrijdag 8/12
 wandel
zaterdag 9/12
controleer vp
zondag 10/12















zondag 5 november 2017

Moedige strijd voor gezond geld


Gezond geld?

De Europese Centrale Bank spreekt van een afbouw van de stimulus. Al 2000 miljard euro pompte ze in het systeem en recent besliste ze daar nogmaals 270 miljard euro aan toe te voegen. Terwijl de eerste interventies in de financiële crisis verdedigd konden worden om het instorten van het bankwezen te vermijden, ligt dat ondertussen al 10 jaar achter ons. De interventies nadien dienden vooral ter ondersteuning van Zuid-Europese staten en banken die wellicht beter ordentelijk ontbonden werden in plaats van kunstmatig in leven gehouden.

In mijn boek Roekeloos beschrijf ik hoe de ECB maar niet wil toegeven hoe gevaarlijk haar asymmetrisch beleid is. Het beleid is te soepel tijdens de periode dat de excessen in het economisch systeem worden opgebouwd en nadien wordt de schade voor de deelnemers aan de excessen kunstmatig beperkt. Op die manier creëer je ongewild een neiging om steeds tot nieuwe ontsporingen te komen. We spreken van het zogenaamde moreel risico of moral hazard: als je wel de winsten kunt inpikken die samenhangen met de zeepbel terwijl de schade achteraf in zekere zin verzekerd wordt door de maatschappij, dan zal er maar al te graag een beroep gedaan worden op die verzekering. Medisch onderzoek toont aan dat wanneer een klein deeltje van de hersenen beschadigd wordt (de amygdala), individuen grotere risico’s nemen. Te veel geldcreatie werkt als de verwijdering van de amygdala: een aansporing tot meer risiconame.

Voor het economisch beleid impliceert dat echter logischerwijze dat de centrale bank wel een soort risicomanagement moet toepassen om het opblazen van zeepbellen te verhinderen. Dan helpt het niet dat aan het hoofd van de centrale bank iemand staat die te gemakkelijk beïnvloed wordt door de tijdgeest die alle excessen rationaliseert. Het beleid is systematisch te soepel bij het opbouwen van excessen in het economisch systeem. Bovendien wordt de schade voor deelnemers systematisch kunstmatig beperkt. Door steeds de geldkraan open te draaien als een zeepbel barst maar niets te doen om ze preventief te doorprikken, zaait men systematisch de kiemen voor de volgende crisis.

Fundamenteel is een zeepbel een psychologisch gegeven, en het tijdstip bepalen waarop ze zal barsten, is een hachelijke onderneming. Op een bepaald moment transformeert de marktplaats van aandelen in een piramidespel. Hoewel een aandeel fundamenteel overgewaardeerd is, kan het immers blijven stijgen zolang er achter elke koper een andere staat die het aandeel nog tegen een hogere prijs wil kopen. We zien hier de kuddegeest in werking en gedurende een zekere tijd is die onoverwinnelijk. Hoe groter de zeepbel wordt, hoe minder sceptici er nog overblijven om tegen de stroom in te gaan.

We hebben er goed aan gedaan de brandweer te laten uitrukken, ook al was de brand veroorzaakt door partijen die onverantwoorde risico’s hebben genomen Maar we moeten bij de heropbouw ook brandmuren en brandmelders voorzien. Ondertussen zien we almaar meer tekenen dat heel het economisch systeem verslaafd is geworden aan noodmaatregelen die alleen maar tijdelijk getolereerd mogen worden.

Een vertrouwenscrisis zorgt ervoor dat de kudde collectief haar illiquide investeringen liquide wil maken. Het wordt pas hachelijk als de centrale bank ook steun geeft aan instellingen die niet louter een tijdelijk liquiditeitsprobleem hebben, maar fundamenteel insolvabel zijn geworden. Fundamenteel moeten de monetaire autoriteiten echter goed inzien dat ze vanaf nu hun handen en voeten zullen moeten vuil maken. De doctrine dat we de zeepbel niet kunnen doorprikken, maar achteraf het puin wel zullen opruimen, is onhoudbaar gebleken. Talloze goeroes zeggen dat beleggers riskeren beurswinsten aan zich voorbij te laten gaan als ze nu niet op de trein springen. Fundamenteel baseren ze hun koopadvies voornamelijk op de huidige lage rente. Deze is echter het gevolg van de beleidsreactie na het manifest aflopen van het vorige feestje. We staan dan ook vandaag al voor de test of de centrale bank in staat is krachtige beleidssignalen te geven om het feestje te stoppen, voor het uit de hand loopt. In het recente verleden of het nu ging over ontspoorde bankbalansen of overgewaardeerd vastgoed bleek onze centrale bank helaas niet in staat tegen de wind te leunen.

Je kunt geen fundamentele welvaart creëren door enkel bijdrukken van wat geld. Vroeger was onze geldhoeveelheid gelinkt aan de goudvoorraad van een nationale bank, wat de mogelijkheden beperkte om moeilijke keuzes te omzeilen door de geldpers op te starten. Het risico van fiat geld is echter dat de fundamenten van goed beheer vergeten worden en de geldpers te vlot gehanteerd wordt. Uiteraard kan in een periode waar zich grote schokken voordoen monetair beleid een belangrijke rol spelen, op voorwaarde dat het verantwoord gehanteerd wordt. Maar daar knelt het schoentje net. Leg maar eens uit dat je geen fundamentele welvaart kunt creëren door het bijdrukken van wat geld, als men via de televisie en media vijf jaar lang de boodschap verspreidt dat alles kan worden opgelost als we als consument het geld maar wat meer laten rollen

Moed van weleer

Uiteraard is het een eeuwenoud verschijnsel dat mensen overdrijven in goede jaren. Maar dit betekent wel dat het in slechte jaren extra moeilijk wordt. De inzet van het debat is hoe die kortzichtigheid aan banden gelegd kan worden. Voor het monetair beleid hebben we dit gedaan door de geldcreatie te delegeren aan een onafhankelijke centrale bank. De verleiding om te veel geld te drukken, had al te veel beschavingen ten gronde gericht.

Het is gepast te verwijzen naar de moed van Lucius Lamar die de staat Mississippi vertegenwoordigde in de Amerikaanse Senaat na de Burgeroorlog. Het waren de jaren van de zogenaamde "zilvergekte" waarbij velen pleitten voor het vrij munten van zilver tot munt om zo via inflatie de schulden weg te werken door een golf van "asset price inflation". Ondanks dat Lamar een landbouwstaat vertegenwoordigde uit het Zuiden bleef hij op gevaar voor lijf en leden pleiten voor "gezond geld". Dit vergde niet alleen veel politieke moed maar ook veel overtuigingskracht omdat economische ongeletterdheid de regel was. Bovendien beschouwden velen in het Zuiden het honoreren van de schulden opgelopen in de strijd tegen het Noorden sowieso als verwerpelijk. Toch slaagde hij erin om velen te overtuigen van het belang van gezond geld, ook voor de werkende klasse: "
"But, sir, we come with 
our convictions unchanged as to the necessity of the laboring classes of this country be- 
ing protected in all their rights and in all their interests, for when that class sinks, the 
entire fabric of our society must sink and crumble; but we come believing that they 
are honest, that they are patient, that they are self-reliant and true to their obliga- 
tions, and that what it is their duty to do they will feel it is to their interest to do. "

Vandaag hoeven centrale bankiers niet te vrezen voor hun herverkiezing. De vraag die ze zich moeten stellen, is in hoeverre ze vandaag evengoed het algemeen belang dienen door te waken over monetaire stabiliteit als Lucius Lamar dat deed die wel degelijk belangrijke persoonlijke risico's liep.
Ondertussen stemde de gevestigde macht in Mississippi voor instructies aan hun senator Lamar om mee te gaan in de geldcreatie. Lamar antwoordde echter dat hij als Senator de plicht had om zijn geweten te volgen in wat het best was voor de bevolking die hij vertegenwoordigde:
"
Mr, President : Between these resolutions and my convictions there is a great gall 
I cannot pass it. Of my love to the State of Mississippi I will not speak ; my life alone 
can tell it My gratitude for all the honor her people have done me no words can ex- 
press. I am best proving it by doing to-day what I think their true interests and 
their character require me to do. During my life in that State it has been ray privi- 
lege to assist in the education of more than one generation of her youth, to have giv- 
en the impulse to wave afber wave of the young manhood that has passed into the 
troubled sea of her social and political life. Upon them I have always endeavored to 
impress the belief that truth was better than falsehood, honesty better than policy, 
courage better than cowardice. To-day my lessons confront me. To-day I must be 
true or false, honest or cunning, faithful or unfaithful to my people. Even in this 
hour of their legislative displeasure and disapprobation I cannot vote as these resolu- 
tions direct. I cannot and will not shirk the responsibility which my position im- 
poses. My duty, as I see it, I will do ; and I will vote against this bill.
 
When that is done my responsibility is ended. My reasons for my vote shall be 
given to my people. Then it will be for them to determine if adherence to my hon- 
est convictions has disqualified me from representing them; whether a difference of 
opinion upon a difficult and complicated subject to which I have given patient, long- 
continued, conscientious study, to which I have brought entire honesty and singleness 
of purpose, and upon which I have spent whatever ability God has given me, is now 
to separate us; whether this difference is to override that complete union of thoogfat, 
sympathy, and hope which on all other and, as I believe, even more important sub- 
jects, binds us together. Before them I. must stand or fa11 ; but be their present decis- 
ion what it may, I know that the time is not far distant when they will recognize my 
action to^ay as wise and just; and, armed with honest convictions of my duty, I shall 
calmly await results, believing in the utterances of a great American who never 
trusted his country in vain, that " truth is omnipotent, and public justice certain." "
 
 PS; Het magazine Harper berichtte aldus over Lamar's "Silver Speech":
Harper's Weekly , February 16: 

It is a remarkable spectacle, that of Senators Lamar and Hill, on one side, earnestly 
and eloquently inpisting upon keeping faith and redeeming in their full spirit and in- 
tention the promise of the government, and, on the other, that of devoted supporters 
of the Union during the war now insisting that the government shall partially repu- 
diate its obligations in a way which will necessarily distress industry and labor. . . . 
If the action of Congress is to be accepted as the test, neither the Republican nor 
the Democratic party is the party of strict maintenance of the national faith. 
 

PPS: Lamar verdedigde zijn positie om niet de instructies en intuïties te volgen van zijn achterban die voordeel dacht te zien in massieve geldcreatie door te verwijzen naar een episode uit de oorlog:

"; that during the war he was coming over from Europe, and when
near Charleston the captain sent a lad (whose name he never shall forget, Willie Sum- 
mers) to climb the mast for the purpose of seeing if the port was blockaded ; that 
Willie, after reachincr the top, replied that he saw twelve ships on the north side of 
the harbor. The captain said : " Willie, that can*t be so ; they must be on the south 
side, for on the north side there is a sandbar upon which they will be stranded." 
Willie replied tliat they are on the north side, and that he saw thirteen now. The 
captain was a smarter man than Willie. He had as good eyes, but he had sent 
Willie up there to see, where he would have opportunity to observe; and he was will- 
ing to abide by his decision. 
 
En zo vervolgde Lamar:
"Thus itis, my countrymen, you have sent me to the 
topmost mast, and I tell you what I see. If you say I must come down, I will obey 
withoat a marmur ; but you can't make me lie to yoa ; bat if yoa return me, I will be 
true to love of country, truth, and God.  "
 
 
 
 








Van al te rimpelloze beurzen tot overgewaardeerd vastgoed: hebben de enorme hoeveelheden spotgoedkoop geld die centraal bankiers door de economie jagen te veel kwalijke neveneffecten? Nationale Bank-gouverneur Jan Smets wil er niet van weten. Maar helemaal zonder twijfel is hij niet.
Van al te rimpelloze beurzen tot overgewaardeerd vastgoed: hebben de enorme hoeveelheden spotgoedkoop geld die centraal bankiers door de economie jagen te veel kwalijke neveneffecten? Nationale Bank-gouverneur Jan Smets wil er niet van weten. Maar helemaal zonder twijfel is hij niet.
Van al te rimpelloze beurzen tot overgewaardeerd vastgoed: hebben de enorme hoeveelheden spotgoedkoop geld die centraal bankiers door de economie jagen te veel kwalijke neveneffecten? Nationale Bank-gouverneur Jan Smets wil er niet van weten. Maar helemaal zonder twijfel is hij niet.

vrijdag 27 oktober 2017

De plicht van een politicus



Zoals in veel domeinen gaat het ook in de politiek om het vinden van het juiste evenwicht. Het mordicus vasthouden aan principes zonder enige flexibiliteit of onbereikbare utopieën heeft geen plaats in de politiek. Het andere extreem is de particratie waarbij het uitsluitend zou gaan om partijtrouw. Zonder politici die de onafhankelijke koers van hun geweten durven volgen, kan de bevolking ook alleen maar haar vertrouwen in de integriteit van de democratie verliezen. Dergelijke onafhankelijke politici zullen zeldzaam zijn want ze verliezen typisch de steun van collega’s en gemakkelijke toegang tot financiering noodzakelijk voor hun herverkiezing. 

Dat de opvattingen van de meeste politici samenvallen met de clichés in de maatschappij is ook niet erg. Een politicus die geïsoleerd is zonder enige steun kan ook weinig impact hebben. Hij of zij is verkozen om het volk te vertegenwoordigen. Als hij of zij het dan niet doet: wie dan wel? Toch is het zo dat er altijd momenten moeten zijn waarbij een politicus niet meegaat met wat de meerderheid denkt, wat economische machtshebbers willen... Sowieso is het vaak moeilijk te weten wat de meeste kiezers denken, waarom ze dat denken en of hun opvattingen intern wel consistent zijn. Bovendien vertegenwoordigt een parlementslid in ons land niet alleen zijn partij, zijn achterban, zijn kieskring maar het gehele land. Hij moet dan ook verantwoording afleggen aan het belang van het algemeen. Uiteindelijk verkiezen mensen ook hun vertegenwoordigers opdat die hun eigen oordeelsvermogen zouden benutten. Of zoals Edmund Burke schreef in zijn brief aan de kiezers van Bristol: “Certainly, gentlemen, it ought to be the happiness and glory of a representative to live in the strictest union, the closest correspondence, and the most unreserved communication with his constituents. Their wishes ought to have great weight with him; their opinion, high respect; their business, unremitted attention. It is his duty to sacrifice his repose, his pleasures, his satisfactions, to theirs; and above all, ever, and in all cases, to prefer their interest to his own. But his unbiased opinion, his mature judgment, his enlightened conscience, he ought not to sacrifice to you, to any man, or to any set of men living. These he does not derive from your pleasure; no, nor from the law and the constitution. They are a trust from Providence, for the abuse of which he is deeply answerable. Your representative owes you, not his industry only, but his judgment; and he betrays, instead of serving you, if he sacrifices it to your opinion.
My worthy colleague says, his will ought to be subservient to yours. If that be all, the thing is innocent. If government were a matter of will upon any side, yours, without question, ought to be superior. But government and legislation are matters of reason and judgment, and not of inclination; and what sort of reason is that, in which the determination precedes the discussion; in which one set of men deliberate, and another decide; and where those who form the conclusion are perhaps three hundred miles distant from those who hear the arguments?
To deliver an opinion, is the right of all men; that of constituents is a weighty and respectable opinion, which a representative ought always to rejoice to hear; and which he ought always most seriously to consider. But authoritative instructions; mandates issued, which the member is bound blindly and implicitly to obey, to vote, and to argue for, though contrary to the clearest conviction of his judgment and conscience,--these are things utterly unknown to the laws of this land, and which arise from a fundamental mistake of the whole order and tenor of our constitution.
Parliament is not a congress of ambassadors from different and hostile interests; which interests each must maintain, as an agent and advocate, against other agents and advocates; but parliament is a deliberative assembly of one nation, with one interest, that of the whole; where, not local purposes, not local prejudices, ought to guide, but the general good, resulting from the general reason of the whole. You choose a member indeed; but when you have chosen him, he is not member of Bristol, but he is a member of parliament. If the local constituent should have an interest, or should form an hasty opinion, evidently opposite to the real good of the rest of the community, the member for that place ought to be as far, as any other, from any endeavour to give it effect. I beg pardon for saying so much on this subject. I have been unwillingly drawn into it; but I shall ever use a respectful frankness of communication with you. Your faithful friend, your devoted servant, I shall be to the end of my life: a flatterer you do not wish for.”

woensdag 27 september 2017

Ter preventie van dictators

In De Verlichting uit Evenwicht bespreek ik de wetenschappelijke literatuur inzake democratische instituties en de rechtstaat (rule of law) en de samenhang met welvaartscreatie.

Een bekende paradox is dat een staat die sterk genoeg is om eigendomsrechten af te dwingen ook machtig genoeg is om ze zelf weg te nemen. Laten we ze de Hobbes-paradox noemen. Succesvolle maatschappijen hebben instituties ontwikkeld om dictatorschap te voorkomen. Voor individuen treedt het klassieke collectieve actieprobleem op. Waarom zelf veel investeren in dergelijke preventie als de baten grotendeels voor anderen zijn die kunnen free riden. Het voorkomen van dictatorschap is dus een collectief goed. De kost per hoofd om echter collectieve actie te ondernemen stijgt typisch met het aantal betrokken personen. In kleinere groepen is dergelijke overeenstemming gemakkelijker te realiseren. Antropologen stellen dat die voorwaarden eerder voldaan zijn in gemeenschappen voor de fase van specialisatie.

In kleine groepen zijn er meer herhaalde interacties en is exclusie uit de groep een heel doeltreffende sanctie. Niet-naleving moet inderdaad meestal collectief beantwoord worden. Naleving wordt dan weer bevorderd door mechanismen als huwelijksbanden tussen participerende families en het onderhouden van gemeenschappelijke waarden (ideologie).

Een would-be dictator kan proberen dergelijk collectief initiatief te vernietigen door grootschalige confiscatie. In de 13e eeuw werd Koning John van Engeland op korte tijd tweemaal verslagen in de strijd om zijn private eigendommen in Frankrijk ("king's wars"). De Engelse onderdanen hadden daar in se niets mee te maken. Om zijn macht en vermogen weer op te bouwen ging de Koning over tot een verhoging van de belastingen op de adel. De legitimiteit daarvan werd betwist omdat er geen urgentie zoals een buitenlandse invasie in het spel was.

Ten tweede ging de Koning over tot het beschuldigen van edellieden van verraad wat hem toeliet hun eigendom aan te slaan. Wat er gebeurde was dat de adel besefte dat indien ze niet hulp schoten van de onfortuinlijke collega's hen in de toekomst hetzelfde lot beschoren kon zijn. Dit gaf dus aanleiding tot wat economen beschrijven als een collectieve actie. Eenmaal verenigd was hun macht inderdaad formidabeler dan zijn deze van de Koning. Die werd dan ook gedwongen een nieuwe overeenkomst te aanvaarden, de Magna Carta, met zijn onderdanen. Deze bepaalde dat er instemming nodig was voor het opleggen van een oorlogsbelasting en omschreef duidelijk de rechten van de adel om sneller confiscatie zoals de Koning had geprobeerd te verhinderen.

Een ander voorbeeld is natuurlijk Venetië waar de macht van de Doge steeds verder werd ingeperkt tot hij in latere periodes niets meer dan een louter ceremoneel figuur was.

In moderne tijden denken we onmiddellijk aan de meerderheidsregel als democratische regel maar lang was het erg moeilijk om precies vast te stellen of 51% van de macht aan boord was. In de strijd tussen de adel en de Koning was er bovendien steeds sprake van wisselende machtsbalans met edellieden die zich dan weer wel, dan weer niet aan de kant van de Koning schaarden. In plaats van een meerderheid was het mechanisme initieel veeleer dat van de "bijzondere meerderheid" tot zelfs unanimiteit. Dit had ook een grotere beschermende kracht tegen de verleiding van sommigen om transfers te organiseren van de rest naar hen toe. Uiteraard botst de zuivere meerderheidsregel zelf op werkbaarheidslimieten maar de "schier-meerderheid" lijdt niet aan dezelfde euvels. Waley (1988) beschrijft dat in het Middeleeuwse Italië vele raden werkten met quora van tweederde van de leden en dat vaak bijzondere meerderheden vereist waren van 3/4 of 4/5 en soms zelfs 10/11 of 16/17.

Een klassieke techniek om het gevaar op machtsgrepen door een individu te vermijden waren het beperken van de militaire macht van de heerser. Zo konden Engelse koningen in de Middeleeuwen geen beroepsleger houden. Een andere was het beperken in de tijd van de duur van het bewind. In Italiaanse stadstaten werd er vaak een "podesta" aangesteld voor een periode van zes maanden. Later zou in de VS en Israël de periode van de militaire chef ook sterk in de tijd beperkt worden. Sinds de Romeinse tijd had men geleerd heel argwanend te zijn voor oorlogshelden. De "podesta" werd zelf verboden de stad te verlaten zonder toestemming van de stadsraad.

Het mechanisme dat later hier een heel grote rol bij speelde was uiteraard de "scheiding der machten" zoals verdedigd door Montesquie en de Federalist Papers. In de Verenigde Staten vormden ondermeer ook de militia in de staten een belangrijke factor tegen concentratie van de macht.

Finer schreef in zijn The History of Government from the Earliest Times dat tot de 18de eeuw het overheidsbestel van Venetië het beste was in de wereld. Tot 600 na Christus bestond de Venetiaanse lagoon uit verschillende dorpen die al de rechtstaat hanteerden. Na hun fusie ontstond een staat die twaalf eeuwen zou bestaan, langer dan welke rechtstaat ook. Gedurende deze tijd werd Venetië nooit overwonnen, noch vond er een burgeroorlog plaats. De Venetianen hadden dus een mechanisme ontdekt dat voorkwam dat de heerser (de doge) de macht zou grijpen als een dictator. Dit bestond ten eerste uit maatregelen die voorkwamen dat er politieke partijen ontstonden. Ten tweede dat er geen excessieve middelen zouden opgebruikt worden om overheidsposities in de wacht te slepen, in het bijzonder voor de positie van de doge.

Om er voor te zorgen dat de rijke families niet beslissend zouden zijn bij de aanstelling van de doge kwam er een complex kiesmechanisme tot stand. Dertig leden van de Grote Raad werden gereduceerd door een loterij tot negen. Deze negen kozen een groep van veertig en deze veertig werden opnieuw door loterij gereduceerd tot twaalf die op hun beurt een groep van 25 kozen. Deze 25 werden gereduceerd door loterij tot egen en deze negen verkozen een groep van 45. Deze 45 werden door het lot gereduceerd tot elf en deze elf stelden een groep van 41 samen die uiteindelijk de doge kozen. Venetië was dan ook zo gerust in hun succes ter preventie van het dictatorschap dat ze er niet voor terugdeinzden om de doge te benoemen voor het leven.

Venetië was niet uniek in het wantrouwen tegenover partijen. In Engeland zou het ook tot de 18de eeuw duren vooraleer er echte partijen ontstonden. In het tot stand brengen van de Amerikaanse Grondwet werd er zwaar gedebatteerd over het bannen van partijen. Venetië kan niet anders dan een succes genoemd worden. Voor bijna 1000 jaar was het bij de rijkste landen ter wereld.

Barzel, Y., 2001, A Theory of the State: Economic Rights, Legal Rights, and the Scope of the State, Political Economy of Institutions and Decisions

Finer, S.E., 1997,  The History of Government from the Earliest Times, Oxford University Press

Waley, D. 1988, The Italian City-Republic, London: Longman