Corruptie

Het beeld van straffeloosheid in ons land vergt een zware tol op de maatschappij. Of het nu gaat over de Bende van Nijvel of het geven van een vrijgeleide van amokmakers die met Bengaals vuur de straat onveilig maken, het begint te wegen. En dan hebben we het nog niet over het misbruik van belastingsgeld of over bijvoorbeeld de verantwoordelijken bij Arco Holding.

Er kan bijvoorbeeld een discrepantie ontstaan tussen de perceptie en realiteit van corruptie.
Indien mensen denken dat corruptie schering en inslag is, dan kan de rem om zelf niet aan de verleiding toe te geven, ondermijnd worden. Dit kan een extra motivatie zijn om in het geval van een groot schandaal een sterk signaal te geven om niet van een gewenst evenwicht naar een ongewenst te evolueren.

Belang rechtsstaat

Er is heel wat evidentie over de relatie tussen de rechtsstaat en de economische groei. Mechanismen die eigendomsrechten beschermen, oprichting van bedrijven faciliteren en de handhaving van contracten verzekeren, blijken fundamenteel. Synthesestudies zijn het eens over het bestaan van een positieve correlatie tussen de rechtsstaat en de groei en op bredere indicatoren van menselijk welzijn (tevredenheid, welzijn).

 
Onderzoek wijst uit dat een maatschappij met veel vertrouwen minder maakbaar is dan velen hopen. Culturele invloeden kennen een oorsprong die vaak door de verre geschiedenis geduid kan worden. Zo is er evidentie dat het type koloniaal regime van staten die al lang onafhankelijk zijn nog doorweegt. Acemoglu, Johnson en Robinson (2001) tonen ondermeer aan dat landen waar de eigendomsrechten beter beschermd werden een veel voorspoedigere economische ontwikkeling kenden.[1] De ineffectiviteit van het politiek systeem, complexiteit van het belastingstelsel, dysfunctionele regulering en schuldontsporing, het zijn vandaag in vele landen belangrijke uitdagingen. Een juridisch systeem kan ook ontsporen en zo een obstakel worden voor gezonde economische ontwikkeling. Regelgevende omgevingen hebben grote invloed op de mogelijkheid om een bedrijf te starten, jobs te creëren, investeerders te beschermen, het afdwingen van contracten, investeringsniveaus en groei. Hierbij horen ook faillissementsregelingen en een niet-verstorend fiscaal regime.[2]

 
In een deel van de literatuur is er wel scepsis over de mate waarin de instituties van een goed functionerende staat over te plaatsen zijn naar een staat met een achterstand. Onderzoek op basis van de World Governance Indicators van de Wereldbank vindt dat een 1-punt stijging van de 6-punts-rechtsstaatschaal (inspraak en accountability, politieke instabiliteit en geweld, effectiviteit van de overheid, regeldruk, de rechtsstaat, en corruptie) gecorreleerd is met een 2,5-tot-4-voudige verbetering in het inkomen per hoofd en kindermortaliteit, en een 15 tot 25 procent stijging van de geletterdheidratio[3]. Dergelijk empirisch onderzoek suggereert dat voorspoed niet kan toegewezen worden aan één institutie maar dat er eerder een hele set van instituties is die voorhanden moeten zijn. De kwaliteit van de overheid breed genomen als de efficiëntie van het bestuur en de controle van corruptie blijken fundamenteel.[4] Instituties waarvoor dergelijke evidentie bestaat, betreffen ook electorale stelseleigenschappen (pluralisme en proportionele vertegenwoordiging) en de limieten op de overheidsmacht (rechterlijke onafhankelijkheid en toets aan de grondwet).

Uiteindelijk is het een historisch proces waarbij de Romeinse wettelijke traditie zijn weg vond naar het heden waarbij individualisme, de rol van corporaties, de cruciale functie van markten en de legitimiteit van wetten gemaakt door de mens centraal kwamen te staan in de Europese maatschappelijke ordening. Arbeidsverdeling veronderstelt instituties die anonieme ruil mogelijk maakt. Individualisme stimuleert de ontwikkeling van die instituties die het mogelijk maken de efficiëntiewinsten daarbij te capteren. Risiconemen, initiatief en organisatorische en technologische innovaties worden in dergelijk systeem aangemoedigd.

De privileges die de steen des aanstoots vormden tijdens het ancien regime waren talrijk. Elk land kende wel zijn specificiteit met zijn eigen handelsmonopolie en protectionistische instrumenten. Terwijl de Franse Revolutie inhakte op de privileges van zowel de adel als de kerk, was er evengoed een brede beweging tegen de arbitraire macht van de staat die bijvoorbeeld sterk verankerd werd in zowel de Verenigde Staten als Groot-Brittannië. Uiteraard zijn de meer primitieve overtuigingen van de economie als zerosum ook vandaag nog erg aanwezig in brede lagen van zowel de bevolking als de elite. Zeker in turbulente periodes wanneer angst aan invloed wint, is het belangrijk de historische vervlechting van onze meest fundamentele waarden en economische welvaart in herinnering te brengen.




[1] Acemoglu, D., Johnson, S. and Robinson, J. (2001), The colonial origins of comparative development: an empirical investigation, American Economic Review, 5, 13691401.
[2] Davis, K. E., and Trebilcock, M. J. (2008), The relationship between law and development: Optimists versus skeptics, American Journal of Comparative Law, 56(4), 895946.
[3] Kaufmann, D., Kraay, A. and ZoidoLobaton, P. (1999), “Governance Matters.” World Bank Policy Research Working Paper Series 2196.
[4] Glaeser, Edward L., Rafael La Porta, Florencio Lopez- de-Silanes, and Andrei Shleifer. 2004. “Do Institutions Cause Growth?” Journal of Economic Growth 9 (3): 271–303.

Belang coöperatie

Ondertussen is er echter in de academische economie talrijk werk te vinden dat wel afwijkt van het postulaat van eigenbelang. Zo vinden we minder belastingsfraude in de realiteit dan onder de assumptie dat mensen enkel rekening houden met de boete bij betrapping. Zo begint de zoektocht naar alternatieve verklaringen, die kunnen liggen in het overschatten van de pakkans, maar evengoed in intrinsiek moreel gedrag. Empirisch werd bijvoorbeeld aangetoond in welke mate de perceptie omtrent de fairness van het belastingstelsel de naleving van fiscale wetten beïnvloedt[i]. Of in welke mate de politieke steun voor de welvaartstaat afhangt van hoe de bevolking naar uitkeringstrekkers kijkt.[ii]

 
Talrijk onderzoek heeft fors ingezet op alternatieve motivatiefactoren. Zo is beter in kaart gebracht dat goed draaiende economieën onderbouwd worden door culturele en andere sociale normen[iii]. Een erg fascinerende studie maakt gebruik van informatie over parkeerboetes en of ze al dan niet betaald worden door buitenlandse diplomaten uit 144 landen in New York[iv]. Diplomaten uit Egypte, Bulgarije, Albanië en Pakistan bleken honderduit misbruik te maken van hun diplomatieke status om wild te parkeren. Terwijl diplomaten uit landen zoals het Verenigd Koninkrijk, Nederland, Zweden, Noorwegen en Canada geen enkele overtreding begingen. Opvallend genoeg hangen de scores voor deze specifieke groep sterk samen met maatstaven van corruptie in het thuisland. De oudste kapitalistische economieën blijken net ook de landen te zijn met een grote coöperatieve en civieke cultuur. Fundamenten zoals formele gelijkheid voor de wet, tolerantie en rechtsstaat blijken er van oudsher dan ook sterk ingebed.

 Gedragsexperimenten

Er zijn veel gedragsexperimenten die een nieuw licht werpen op de interactie tussen verschillende motivatiefactoren. Een bekende studie onderzocht bij zes kinderdagverblijven in Haifa wat de effecten waren van een geldelijke boete voor het te laat ophalen van een kind. Ouders reageerden door plots massaler de kinderen te laat op te halen. Het zetten van een prijs ondermijnde blijkbaar een gevoel van ethische verplichting om op tijd te zijn. Dergelijke bevindingen kunnen een betere mix aan beleidsinstrumenten opleveren. De context blijkt vaak erg bepalend te zijn, wat moet aanzetten tot voorzichtigheid inzake veralgemeningen in welke richting dan ook[v].


Eenzijdig beleid dat zich enkel richt op materiële incentives kan de civieke cultuur van coöperatieve en genereuze burgers verzwakken, die een goed functionerende maatschappij (en economie dus) nodig heeft. Beloftes houden, hard werken ook als niemand kijkt, er zijn vele normen die belangrijk zijn om alleen al de wederzijdse voordelen van met elkaar te handelen mogelijk te maken. Horatius wist het al: “Welk nut hebben wetten, ijdel als ze zijn zonder moraliteit?”.

 
Coöperatie

Vandaag verlegt nieuw onderzoek[vi] grenzen om net die vormen van coöperatie te begrijpen waarop biologen hun tanden stuk beten. Zij hadden klassiek moeite met het verklaren van coöperatie tussen niet-verwanten, omdat zo genen in stand worden gehouden door hen die daar geen voordeel bij hebben. En inderdaad is een brede en systematische samenwerking binnen een soort nooit elders gevonden dan tussen mensen. Kleine samenwerking voor een erg specifieke taak wel (bijvoorbeeld bij vleermuizen en leeuwen), maar dan ook enkel in zeer kleine groepen.

 

Een arbeidsverdeling vindt uiteraard ook plaats bij andere soorten, zoals de sociale insecten, maar bijvoorbeeld in een bijenkorf of mierenkolonie gaat het om samenwerking tussen biologische zusters. In het geval van biologische verwanten werd het mechanisme van coöperatie ondertussen duidelijk in kaart gebracht. Symbiose of afhankelijkheid tussen soorten is iets helemaal anders en dat komt uiteraard wel redelijk frequent voor. Binnen dezelfde soort spreken we biologisch echter over rivaliteit op het vlak van voedsel en partners.

 
Paradoxaal genoeg hechten mensen vaak meer dan vroeger aan de idee dat ze als individu zo verschillen van anderen. Dat ons gedrag op een bepaalde manier voorspelbare componenten bevat, zou ons op dat vlak wat aan het twijfelen moeten brengen. Uiteraard hangt dit voor een stuk samen met biologie: we hebben gemeenschappelijke fysieke behoeften. Dat we echter gemakkelijk op hetzelfde tijdstip eten, is echter geen biologie. Sociale conventies vormen dan ook een rijk reservoir van studie-onderwerpen voor de sociale wetenschappen. Deze kunnen ook handig gebruik maken van de realiteit dat in grote groepen gemakkelijker patronen van regelmaat optreden dan op het vlak van de individuen die lid zijn van ‘de massa’.



[i] ALM JAMES, SANCHEZ ISABEL, JUAN AN, Economic and Noneconomic Factors in Tax Compliance, Kyklos, vol. 48, 1995.
[ii] FONG CHRISTINA M., BOWLES SAMUEL and GINTIS HERBERT, Reciprocity and the Welfare State. Handbook of the Economics of Giving, Altruism and Reciprocity, 2006.
[iii] Zie voor een bespreking bijvoorbeeld: VAN DE CLOOT IVAN, Waarden als economische fundamenten, in De Verlichting uit Evenwicht, Van Halewyck, 2016.
[iv] FISMAN RAYMOND and MIGUEL EDWARD. Corruption, Norms, and Legal Enforcement: Evidence from Diplomatic Parking Tickets, in Journal of Political Economy 115, no. 6, 1020-1048, 2007.
[v] GNEEZY U. and RUSTICHINI A. Pay enough or don't pay at all, Quarterly Journal of Economics 115 (3), p. 791-810, 2000.
[vi] SEABRIGHT PAUL, The Company of Strangers: A Natural History of Economic Life, Princeton University Press, 2004.

Belang perceptie rechtstaat: recht moet ook zichtbaar worden gedaan

Een overzichtelijk instrument voor de economische analyse van corruptie is het zogenaamde Schelling diagram zoals hieronder voorgesteld. De afstand tussen de oorsprong en de horizontale as toont hoeveel corruptie er is in de maatschappij. De oorsprong is dus de toestand waar niemand corrupt is, het eindpunt waar iedereen corrupt is. De curves M en N tonen respectievelijk de baten voor corrupte en eerlijke agenten.

De N-curve is zo getekend dat bij weinig corruptie de baten voor eerlijke agenten hoger liggen dan voor corrupte agenten. Als er echter meer corrupte agenten zijn daalt het voordeel van eerlijkheid voor de agent en wordt zelfs negatief als zowat iedereen corrupt is.

De M-curve stijgt wanneer meer agenten corrupt zijn (indien betrapt is er minder reputatieverlies als er al meerdere in hetzelfde geval zijn, er is ook een lagere pakkans, de corrupte agent vindt gemakkelijker iemand die hem wil betalen...). Uiteindelijk als de graad van corruptie hoge niveaus aanneemt daalt echter het voordeel van corruptie voor de individuele agent omdat het omkoopgeld voor hem persoonlijk met meer gedeeld moet worden.

Het toont dat er drie evenwichtsituaties zijn:

1. Punt A waar iedereen eerlijk is en het niet loont om corrupt te worden (dit is dus een stabiel evenwicht)

2. Punt C waar iedereen corrupt is: hier loont het niet om eerlijk te worden (ook stabiel evenwicht)

3. Punt B waar de agent onverschillig is tussen eerlijkheid en corruptie maar als er hier maar één extra agent corrupt wordt, begint het te lonen voor de onverschillige agent om ook corrupt te worden.

Dit toont dus aan hoe de initiële startpositie doorweegt. Indien er een traditie van corruptie is (of ontstaat door een schok zoals aardbeving, tsunami of oorlogsomgeving) dan is de kans groot dat men vast komt te zitten in positie C. Indien er echter een initieel laag niveau van corruptie is, tendeert de maatschappij naar een overwegende eerlijke samenleving.


Economisch onderzoek gaat dieper in op de invloed van risico-aversie, tijdsvoorkeur, de invloed van sanctie versus pakkans,...

Er kan bijvoorbeeld ingegaan worden op de invloed van hiërarchische structuur, de economische omgeving, de hoeveelheid bureaucratie en regels in de maatschappij...

Geen opmerkingen:

Een reactie posten