In De Verlichting uit Evenwicht bespreek ik de wetenschappelijke literatuur inzake democratische instituties en de rechtstaat (rule of law) en de samenhang met welvaartscreatie.
Een bekende paradox is dat een staat die sterk genoeg is om eigendomsrechten af te dwingen ook machtig genoeg is om ze zelf weg te nemen. Laten we ze de Hobbes-paradox noemen. Succesvolle maatschappijen hebben instituties ontwikkeld om dictatorschap te voorkomen. Voor individuen treedt het klassieke collectieve actieprobleem op. Waarom zelf veel investeren in dergelijke preventie als de baten grotendeels voor anderen zijn die kunnen free riden. Het voorkomen van dictatorschap is dus een collectief goed. De kost per hoofd om echter collectieve actie te ondernemen stijgt typisch met het aantal betrokken personen. In kleinere groepen is dergelijke overeenstemming gemakkelijker te realiseren. Antropologen stellen dat die voorwaarden eerder voldaan zijn in gemeenschappen voor de fase van specialisatie.
In kleine groepen zijn er meer herhaalde interacties en is exclusie uit de groep een heel doeltreffende sanctie. Niet-naleving moet inderdaad meestal collectief beantwoord worden. Naleving wordt dan weer bevorderd door mechanismen als huwelijksbanden tussen participerende families en het onderhouden van gemeenschappelijke waarden (ideologie).
Een would-be dictator kan proberen dergelijk collectief initiatief te vernietigen door grootschalige confiscatie. In de 13e eeuw werd Koning John van Engeland op korte tijd tweemaal verslagen in de strijd om zijn private eigendommen in Frankrijk ("king's wars"). De Engelse onderdanen hadden daar in se niets mee te maken. Om zijn macht en vermogen weer op te bouwen ging de Koning over tot een verhoging van de belastingen op de adel. De legitimiteit daarvan werd betwist omdat er geen urgentie zoals een buitenlandse invasie in het spel was.
Ten tweede ging de Koning over tot het beschuldigen van edellieden van verraad wat hem toeliet hun eigendom aan te slaan. Wat er gebeurde was dat de adel besefte dat indien ze niet hulp schoten van de onfortuinlijke collega's hen in de toekomst hetzelfde lot beschoren kon zijn. Dit gaf dus aanleiding tot wat economen beschrijven als een collectieve actie. Eenmaal verenigd was hun macht inderdaad formidabeler dan zijn deze van de Koning. Die werd dan ook gedwongen een nieuwe overeenkomst te aanvaarden, de Magna Carta, met zijn onderdanen. Deze bepaalde dat er instemming nodig was voor het opleggen van een oorlogsbelasting en omschreef duidelijk de rechten van de adel om sneller confiscatie zoals de Koning had geprobeerd te verhinderen.
Een ander voorbeeld is natuurlijk Venetië waar de macht van de Doge steeds verder werd ingeperkt tot hij in latere periodes niets meer dan een louter ceremoneel figuur was.
In moderne tijden denken we onmiddellijk aan de meerderheidsregel als democratische regel maar lang was het erg moeilijk om precies vast te stellen of 51% van de macht aan boord was. In de strijd tussen de adel en de Koning was er bovendien steeds sprake van wisselende machtsbalans met edellieden die zich dan weer wel, dan weer niet aan de kant van de Koning schaarden. In plaats van een meerderheid was het mechanisme initieel veeleer dat van de "bijzondere meerderheid" tot zelfs unanimiteit. Dit had ook een grotere beschermende kracht tegen de verleiding van sommigen om transfers te organiseren van de rest naar hen toe. Uiteraard botst de zuivere meerderheidsregel zelf op werkbaarheidslimieten maar de "schier-meerderheid" lijdt niet aan dezelfde euvels. Waley (1988) beschrijft dat in het Middeleeuwse Italië vele raden werkten met quora van tweederde van de leden en dat vaak bijzondere meerderheden vereist waren van 3/4 of 4/5 en soms zelfs 10/11 of 16/17.
Een klassieke techniek om het gevaar op machtsgrepen door een individu te vermijden waren het beperken van de militaire macht van de heerser. Zo konden Engelse koningen in de Middeleeuwen geen beroepsleger houden. Een andere was het beperken in de tijd van de duur van het bewind. In Italiaanse stadstaten werd er vaak een "podesta" aangesteld voor een periode van zes maanden. Later zou in de VS en Israël de periode van de militaire chef ook sterk in de tijd beperkt worden. Sinds de Romeinse tijd had men geleerd heel argwanend te zijn voor oorlogshelden. De "podesta" werd zelf verboden de stad te verlaten zonder toestemming van de stadsraad.
Het mechanisme dat later hier een heel grote rol bij speelde was uiteraard de "scheiding der machten" zoals verdedigd door Montesquie en de Federalist Papers. In de Verenigde Staten vormden ondermeer ook de militia in de staten een belangrijke factor tegen concentratie van de macht.
Finer schreef in zijn The History of Government from the Earliest Times dat tot de 18de eeuw het overheidsbestel van Venetië het beste was in de wereld. Tot 600 na Christus bestond de Venetiaanse lagoon uit verschillende dorpen die al de rechtstaat hanteerden. Na hun fusie ontstond een staat die twaalf eeuwen zou bestaan, langer dan welke rechtstaat ook. Gedurende deze tijd werd Venetië nooit overwonnen, noch vond er een burgeroorlog plaats. De Venetianen hadden dus een mechanisme ontdekt dat voorkwam dat de heerser (de doge) de macht zou grijpen als een dictator. Dit bestond ten eerste uit maatregelen die voorkwamen dat er politieke partijen ontstonden. Ten tweede dat er geen excessieve middelen zouden opgebruikt worden om overheidsposities in de wacht te slepen, in het bijzonder voor de positie van de doge.
Om er voor te zorgen dat de rijke families niet beslissend zouden zijn bij de aanstelling van de doge kwam er een complex kiesmechanisme tot stand. Dertig leden van de Grote Raad werden gereduceerd door een loterij tot negen. Deze negen kozen een groep van veertig en deze veertig werden opnieuw door loterij gereduceerd tot twaalf die op hun beurt een groep van 25 kozen. Deze 25 werden gereduceerd door loterij tot egen en deze negen verkozen een groep van 45. Deze 45 werden door het lot gereduceerd tot elf en deze elf stelden een groep van 41 samen die uiteindelijk de doge kozen. Venetië was dan ook zo gerust in hun succes ter preventie van het dictatorschap dat ze er niet voor terugdeinzden om de doge te benoemen voor het leven.
Venetië was niet uniek in het wantrouwen tegenover partijen. In Engeland zou het ook tot de 18de eeuw duren vooraleer er echte partijen ontstonden. In het tot stand brengen van de Amerikaanse Grondwet werd er zwaar gedebatteerd over het bannen van partijen. Venetië kan niet anders dan een succes genoemd worden. Voor bijna 1000 jaar was het bij de rijkste landen ter wereld.
Barzel, Y., 2001, A Theory of the State: Economic Rights, Legal Rights, and the Scope of the State, Political Economy of Institutions and Decisions
Finer, S.E., 1997, The History of Government from the Earliest Times, Oxford University Press
Waley, D. 1988, The Italian City-Republic, London: Longman