Prijscontroles
Zoals
voorspelbaar was, zijn we indertussen aanbeland in de fase waarin
prijscontroles opnieuw politiek aantrekkelijk zijn. De geschiedenis toont
echter dat ze economische grote
valkuilen impliceren. In het verleden kalmeerden prijscontroles de inflatieverwachtingen niet. Elke keer
prijscontroles geactiveerd werden, ontstond de verwachting al dat de prijzen
zouden opveren eenmaal de controles werden opgeheven. Finaal brachten ze
de economie veel schade aan zonder meer dan erg kortstondig respijt inzake
prijsstijgingen. Ze zorgden er ook voor dat de noodzakelijke en onvermijdbare aanpassing naar minder
energiegebruik alleen maar vertraagd werd. (1) Het meest problematische aan de
prijscontroles was wellicht nog dat ze tot overmoed leidden en ervoor zorgden
dat men minder aan monetaire en budgettaire verstrakking dacht dan nodig.
De grote les van de stagflatie
van de jaren 1970 was
dat inflatie steeds onder controle gebracht kan worden als men maar bereid is het monetaire
beleid te verstrakken in de mate die nodig is. In Duitsland zorgde de Bundesbank ervoor dat tegen het
midden van de jaren 1970 de inflatie al gehalveerd was. Tegen het begin van de
jaren 1980 was de inflatiepiek al volledig voorbij (2,3,4). Er is ook de les dat niet alleen de
centrale bank zijn plicht moet doen maar ook politieke overheden hun inflatoir
beleid van begrotingstekorten moeten afbouwen. Dat impliceert vandaag dat steun
inzake koopkracht enkel verstandig is in de mate dat ze erg selectief is. Het
algemeen pompen van meer geld zal contraproductief zijn. Prijscontroles brengen
finaal typisch meer schade toe dan ze erg tijdelijk aan verlichting
opleveren.
Functies
van prijzen
Het
is de taak van de econoom om uit te leggen dat prijzen op markten ervoor zorgen
dat noodzakelijke informatie uitgewisseld wordt. Informatiesignalen die
mogelijk maken dat vraag en aanbod op elkaar afgestemd worden. Middelen moeten
daar ingezet worden waar er productietekorten zijn. De prikkel om dat te doen
in voldoende mate zal er alleen zijn als de prijs werkelijk weergeeft hoeveel
schaarste er is. Condorcet moest in de 18de eeuw al uitleggen dat hongersnoden
veroorzaakt werden door het uitschakelen van prijssignalen. Bij elke politicus
met ijver om het recept van prijscontroles boven te halen, moet een groot alarmbel
weerklinken.
Uiteraard
kunnen de implicaties van prijsvorming op markten tot erg problematische
situaties leiden. De les uit de geschiedenis is echter geweest die te proberen
verlichten door andere wijze dan prijscontroles. Typisch gaat het over groepen in
de maatschappij die in de problemen komen op de prijzen van bepaalde goederen nog
op te hoesten. Als dit over goederen gaat waaraan de maatschappij een
belangrijk noodzakelijk karakter toeschrijft, dan is de eerste vraag of dit
probleem niet in de eerste plaats kan aangepakt worden door inkomensondersteuning
van de kwetsbare groepen. Daar kunnen we voor ons land vaststellen dat men tot
vandaag heel ondoelmatig te werk gaat. Beleid dat enorm duur is en daarom vaak
ook onvoldoende verschil maakt voor de meest kwetsbaren omdat de middelen niet
selectief genoeg ingezet worden.
Onderaanbod
Terwijl
marktwerking vermijdt dat er rantsoenering van goederen moet plaatsvinden, zorgen
prijscontroles ervoor dat dit wel snel aan de orde is. Laten we duidelijk zijn:
een werkelijk effectief prijsplafond zal ervoor zorgen dat er onderaanbod ontstaat.
Er zal minder aanbod zijn omdat producenten niet voldoende geprikkeld worden om
aan de volledige vraag te voldoen. Dit is onweerlegbaar wat er gebeurde in
oneindig aantal gevallen sinds de klassieke oudheid tot recent in Venezuela.
Wat
we echter vandaag zijn is dat men over prijsplafonds spreekt maar in de feiten
het gaat over het belasten van bepaalde producenten. In elke markt zijn er meer
en minder efficiënte aanbieders. De ene heeft een meer efficiënte productiemethode
dan de andere. Dit terwijl de markt als ze goed functioneert voor één enkele prijs
zorgt. Dit impliceert dat de ene producent winst maakt en de andere net
break-even draait. Alleen is dit op de energiemarkt veel opvallender dan in de meeste
andere markten. Op deze markt gaat het immers niet alleen over verschillen in
productiemethodes maar radicale andere energiebronnen. En zoals we weten zijn
oude volledig afgeschreven nucleaire centrales vandaag enorm winstgevend
terwijl de meest inefficiënte gascentrale maar juist uit de kosten komt. Dan
kan het inderdaad overwogen worden om de zogenaamde “infrmarginale rente” of
winst (overwinst is een puur politieke term) van de kerncentrale te belasten.
De vraag of dit dan volledig zonder nefaste gevolgen zal zijn, moet wel
degelijk gesteld. Dit kan uiteraard het beeld van rechtzekerheid van een
bepaald land beïnvloeden en op die manier ook toekomstige investeringen
beïnvloeden. Het hangt er dan ook deels van af welke (juridische) garanties er
in het verleden gegeven zijn. De context maakt uiteraard een verschil. In
crisistijden is de bewegingsruimte breder. Ook kan die bewegingsruimte groter gemaakt
worden als meerdere landen naar hun exploitanten met gelijkaardige maatregelen
komen. Er is dus zeker nood aan Europese afstemming op dat vlak.
Complexiteit
Het
aanpakken van enkele heel specifiek gedefinieerde markten is realistischer dan
een steeds verder uitdijnend landschap van prijscontroles. In de Verenigde
Staten waren in WOII 160.000 ambtenaren verwikkeld in het systeem van
prijscontroles. Het lijkt dan ook cruciaal om dit vandaag heel duidelijk af te bakenen.
Initieel was de inflatie ook dominant geconcentreerd in enkele energiemarkten
maar ondertussen is de olievlek aan veel breder uitgezet. En er is een opbod
van politici van alle slag om in steeds meer productmarkten te willen
interveniëren met prijscontroles.
(1) Rockoff, Hugh. 1984. Drastic Measures: A
History of Wage and Price Controls in the Romer, Christina. 1986.
(2) Bill Medley, Volcker's Announcement of
Anti-Inflation Measures | Federal Reserve History, https://www.federalreservehistory.org/essays/anti-inflation-measures
(3) William L. Silber, 2012, Volcker:
The Triumph of Persistence, Bloomsbury Press
(4) Goodfriend, Marvin, and Robert King. “The
Incredible Volcker Disinflation.” Journal of Monetary Economics 52, no. 5 (July 2005):
981-1015.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten