Al een geruime tijd wordt er in ons land gewaarschuwd voor het meer en meer opdoemen van een conflictmodel tussen de belastingsbetaler en de fiscus. In het nieuwe actieplan tegen fiscale en sociale fraude zijn elementen aanwezig die ons nog meer in die richting drijven. De vraag dient gesteld of dit in het algemeen belang is en of er geen alternatieve pistes ontwikkeld kunnen worden die meer gehoor geven aan rechtszekerheid en menselijkheid.
Het actieplan stipuleert dat bedrijven die een inval van de fiscus belemmeren dwangsommen kunnen krijgen. Dit is wel een heel concreet voorbeeld van het conflictmodel dat wel erg dominant begint te worden. Uiteraard moet de fiscus fraudeonderzoek kunnen uitvoeren. Er is dan ook al langer een medewerkingsplicht als de belastinginspectie toegang wil krijgen tot de bedrijfslokalen en de servers vanwege een administratief fraudeonderzoek. Fiscale advocaten stellen dat discussies over de toegang tot computers meestal betrekking hebben op het feit dat de fiscale administratie, naast boekhoudkundige stukken, ook toegang verkrijgt tot de privégegevens van de belastingplichtige. Dit is nu een voorbeeld waar men kan verhopen dat in een breder overleg, al dan niet 'fiscale pacificatie' geheten men tot een redelijke en concrete afspraak kan komen.
Het fiscale actieplan dat nu voorlegt, lijkt echter het gevaar te lopen onevenwichtig te focussen op nog ruimere bevoegdheden terwijl er net discussie is of die niet te ruim geïnterpreteerd worden. De vraag over de afdwingbaarheid van onderzoeksbevoegdheden is legitiem maar zorgen over de rechten van belastingsplichtigen zijn dat ook. Al langer werd voorzien dat de fiscus bij belemmering van zijn taak een klacht kan indienen bij het parket. Dat de openbare ministeries daar weinig gevolg aan geven, kan ook nopen tot hervormingen daar.
Opmerkelijk is het verlengen van de buitengewone onderzoekstermijn tot maar liefst tien jaar voor vermoedens van fraude, maar ook voor complexe, grensoverschrijdende aangiftes met bijvoorbeeld transfer pricing, internationale transacties en juridische constructies.
Willekeur
Niet alleen wanneer de fiscus belastingen heft maar ook wanneer hij ze int, is willekeur uit den boze. We breken een lans om de menselijke component bij de omgang met belastingen te herwaarderen. Toute loi vaut ce que valent les hommes qui doivent l’appliquer (1) . De laatste dertig jaar zagen we de rechten van de belastingplichtige geleidelijk afbrokkelen. Talloze wetswijzigingen en een hele bundel rechtspraak zijn daarvan de getuigen: onmenselijke procedures, agressief taalgebruik (van de “aanslag van ambtswege” tot het “dwangbevel”), of fiscale visitaties – met of zonder rechterlijke machtiging – die het beroepsgeheim van de advocaat ondergraven staan niet altijd in een redelijke verhouding tot de beoogde doelstelling.
Goede trouw
Dat het leeuwendeel van de Belgen hun belastingen correct probeert te betalen zonder dat daar dwang aan te pas moet komen, lijkt de fiscus soms te ontgaan. Boekhouders en accountants worden door hun cliënten aangesproken die steeds meer boetes oplopen voor een licht laattijdige btw-aangifte of een opgave van afnemers-belastingplichtigen waar een fout in geslopen is. Goede trouw of overmacht worden amper tot nooit in overweging genomen.
Proportioneel
De belastingverhogingen zijn ook strenger geworden. Vanaf aanslagjaar 2013 wordt de belastingverhoging toegepast zonder rekening te houden met voorheffingen, belastingkredieten en voorafbetalingen. Vergeleken met de geldstraffen uitgesproken door correctionele rechtbanken zijn de fiscale sancties extreem hoog. Zelfs de laagste boete, 10% over de bijkomende belasting voor wie niet het opzet had de belasting te ontduiken, is aanzienlijk en geldt dan ook als drukkingsmiddel voor de administratie, die daartoe alle ruimte heeft. Het verslag van het Rekenhof uit mei 2018 besluit met de vaststelling dat ”de FOD Financiën nog geen werk heeft gemaakt van een globaal overzicht van de toegepaste administratieve sancties” en “herhaalt daarom zijn aanbeveling [uit 2012] om instrumenten te ontwikkelen om na te gaan of het gevoerde sanctiebeleid tegemoet komt aan de vooropgestelde doelstellingen”. (2) Als de hoogte van de boete afhangt van de inschatting van de “goede trouw”, moet de fiscus wel heel erg diep in de ziel van de belastingplichtige kunnen zien. Als akkoorden worden afgedwongen met de dreiging bijkomende vorderingen in te stellen, of begeven we ons op een hellend vlak.
Behoorlijk bestuur
De ‘rechtsonderhorige’ die zich per definitie in een juridisch zwakkere positie bevindt, verdient meer respect. De rechtspraak zou de fiscus tot een grondiger motivering moeten kunnen bewegen: antwoorden op al even gemotiveerde argumenten van de belastingplichtige is een minimale vorm van respect. De administratie dient uiteraard de Europese normen en vrijheden te respecteren (3). Meer in het algemeen verdienen de regels van behoorlijk bestuur sterker gesanctioneerd te worden. Het kan niet zijn dat de administratie tactisch te hoge taxaties oplegt om een akkoord te bekomen dat dan disproportioneel lager ligt.
Dergelijke praktijken zouden tot nietigheid van de aanslag kunnen leiden, zoals dat al gebeurt voor onderzoekingen zonder voorafgaande kennisgeving van aanwijzingen van belastingontduiking (artikel 333,3° lid WIB), met overeenkomstige sancties voor de overtreders.
Rulings en rechtszekerheid
Het zou het draagvlak verder ten goede komen als de Bijzondere Belastinginspectie meer indiciair onderzoek zou voeren in misdaadmilieus in plaats van rulings die rechtmatig werden overeengekomen met haar autonome collega’s van de Dienst Voorafgaande beslissingen in fiscale zaken te bekritiseren. Een ruling is een beslissing waarmee de FOD Financiën bepaalt hoe de belastingwetten zullen worden toegepast op een specifieke situatie of verrichting die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad. De oprichting van deze dienst bood aan vaak internationaal werkzame ondernemingen rechtszekerheid in de ingewikkelde fiscale wetgeving in België.
De Administratie van de Bijzondere Belastinginspectie vocht echter meer en meer de bekomen akkoorden aan. Wellicht was de aanleiding de (al te) vergaande excess profit rulings die het Hof van Justitie van de Europese Unie ondertussen als staatssteun bestempelde. De ABBI had twee alternatieven om de ongeldigheid van een ruling te claimen: de ruling kon indruisen tegen de wet of ze kon gebaseerd zijn op verkeerde informatie. Hierdoor kwam de minister van Financiën in een lastig parket terecht. Aan de ene zijde kan hij het principe van de rechtszekerheid niet afvallen. Aan de andere kant mag hij de BBI niet in de plaats laten treden van de Dienst Voorafgaande beslissingen. Hij had de zaak kunnen beslechten door aan de rulingcommissie het recht toe te kennen om te onderzoeken of de informatie die haar werd meegedeeld correct was, en of de voorwaarden van de ruling gerespecteerd werden. Laten we niet vergeten dat sinds 2002 alle fiscalisten van België, van groot tot klein, hun argumentatie en voorgestelde oplossingen hebben neergelegd bij de rulingcommissie die daardoor over een gigantisch arsenaal van toepassingen beschikt. Over deze evidente oplossing lijkt niet te zijn nagedacht. Er is meteen gekozen voor een soort conflictmodel, alsof er nog niet genoeg onenigheden zouden zijn. We pleiten vooral voor meer bewustwording, voor het besef dat zonder rechtszekere en redelijke procedures heel wat fiscale doelstellingen dode letter zullen blijven. In die zaken waar de BBI een navordering start, en het niet tot een vergelijk met de ‘rechtsonderhorige’ komt, kan het lang wachten zijn op een eindverdict – tien jaar of meer is geen uitzondering – wanneer het Hof van Beroep en desgevallend dat van Cassatie de zaak beslecht heeft. Ondertussen bouwt de betwisting zich jaar na jaar verder op als de feitelijke context niet wijzigt. Soms zit er dan niets anders op dan zich neer te leggen bij de mening van de FOD Financiën en zware verliezen te incasseren, zonder ooit een gezaghebbend besluit onder ogen te krijgen. Billijke behandeling en rechtszekerheid, maar ook eenvoud, effectiviteit of efficiëntie, stabiliteit en voorspelbaarheid… alle zijn dan ver te zoeken.
Het regeerakkoord spreekt van "taxificatie" en een fiscaal charter met gedragscode inzake wederzijds respect tussen controlediensten en ondernemers. Laten we daar nu eindelijk ook werk van maken!
(1) Delahaye, Thomas (1984), De bescherming van het privé-leven, Algemeen Fiscaal Tijdschrift, december, 207-214
(2) Rekenhof (2018), Sanctiebeleid inzake directe belastingen, Verslag van het Rekenhof aan de Kamer van Volksvertegenwoordigers, mei.
(3) We verwijzen bijvoorbeeld naar het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 6 oktober 2020 over de rechtsbescherming bij gegevensuitwisseling en de toegang tot de rechter bij derdenonderzoeken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten